Er zijn van die mensen, en ze zijn talrijk bovendien, die hun weblog volschrijven over de snoezigheid van hun poezenbeesten (m/v), hetgeen vaak ook gepaard gaat met het nodige vertederende beeldmateriaal. Ik ben meer van de realistische school. Dat moet ook wel als je een kat hebt die per week gemiddeld vijf muizen thuisbrengt.
Toen het nog allemaal nieuw voor me was, heb ik er wel eens een stukje aan gewaagd. En ook toen Kat voor het eerst een stukje darm liet liggen, deed ik daar verslag van. Dat de moordmachine in de tussentijd niet heeft stilgestaan, dat ik met enige regelmaat bloederige hoopjes ingewand of muizenstaarten met stukjes lijf eraan bungelend uit de gang of van de bank mag opruimen, dat ik afgelopen zaterdag nog live getuige was van een onthoofdingsscène, en dat de kat inmiddels luistert naar de naam Rentokil, heb ik u echter bespaard.
Nu moet ik u toch lastigvallen met de nachtelijke show die Kat en Muis eerder deze week tussen 3 en 6 uur ’s nachts opvoerden. Meestal klinkt na een stief kwartiertje het vertrouwde gekraak van botten wanneer de muis (deels) wordt opgepeuzeld, maar dit exemplaar was met recht een die hard; het gepiep dat het beestje voortbracht bovendien ongemeen hard.
‘Krijg je dan nooit eens de neiging om die muis gewoon af te pakken en buiten te zetten?’, vroeg een collega de volgende dag, geconfronteerd met de donkere wallen onder mijn ogen.
Ja, de neiging wel! Nu nog de moed. Gezocht: held (v/m).
Nadat ik drie uur lang vergeefs had gewacht op het vermalen worden van muizenbotjes, bleef dit vertrouwde geluid van muisconsumptie zelfs uit nadat eindelijk het laatste gepiep had geklonken. Dat werd namelijk vrijwel direct gevolgd door een zeurderig gemiauw, dat maar één ding kon betekenen: de muis was ontsnapt. Hoe talentloos ben je als kat als je een muis laat ontsnappen die je drie uur hebt toegetakeld?
Misschien, zo dacht ik, had Kat een zekere achting voor zijn alleszins respectabele opponent ontwikkeld, en wilde hij hem de vernedering van het opgegeten worden besparen. Ik bereidde me dus voor op het eerste intacte muizenlijkje, maar helaas, dat was nergens te vinden. Misschien was de muis dan toch verorberd.
Het is een volle dag later als ik nietsvermoedend de boterhammen aan het smeren ben. Ik heb een beetje haast, want de gebrekkige nachtrust van een dag eerder heeft zijn uitwerking niet gemist. Anders dan anders is Kat rond dit tijdstip echter buitengewoon wakker, en hij begint zo hysterisch aan de pannencarrousel te snuffelen dat ik begrijp dat hier iets te halen valt.
Ik draai de carrousel open (u mag stoppen met lezen) en zie direct een muizenkeutel. De evolutie van het muizenras maakt een matige indruk op mij. Als zij anno 2006 nog steeds hun kamp in het bolwerk van een vraatzuchtig monster opslaan, wordt het natuurlijk nooit wat met ze. Maar zo veel keutels in zo korte tijd, dat is toch wel merkwaardig; zo weinig koken we nu ook weer niet. Even verderop komt de oorzaak echter in beeld (klik voor groter):
Ziehier de herkomst van de uitdrukking scared shit. Na het drie uur durende gevecht was de muis dus hiernaartoe ontkomen, waar hij van pure angst de boel had ondergescheten. Met zijn laatste krachten en in pure wanhoop had hij zich in het toevallig beschikbare keukenpapiertje gewikkeld, en daarin had hij zijn laatste adem toch nog vredig uitgeblazen.
Eind goed, al goed?
Verder lezen Carrousel