Th

Ik weet niet of het u ook al opgevallen is, maar ik vind het toch aardig verdacht worden dat zo veel pandemieën hun oorsprong vinden in Spaanstalig gebied. Dat was in 1918 al zo, en dat is nu niet anders met de Mexicaanse griep. Dat kan haast geen toeval meer zijn, zeker wanneer je bedenkt dat in de bloedhitte van Mexico en Spanje verspreiding van een griepvirus onder normale omstandigheden theoretisch vrijwel uitgesloten is.

Volgens mij heeft het alles te maken met het taalgebruik van onze Iberische vrienden.

Kijk, in het Engels heb je de þorn. Dat heeft niets met vleeshandel te maken, maar dat is de th-klank die door Nederlandse minister-presidenten afwisselend als d, t, s of z wordt uitgesproken:

I sink det America has somesing wit de Nezzerlands det we sorrowly enjoy.

De rechtgeaarde Brit doet het met een zuchtje adem, terwijl hij met het puntje van zijn tong lichtjes zijn voortanden toucheert, alsof die onder hoogspanning staan: the. Heel vluchtig, the. The, the. Daar krijg je geen koorts van, hooguit rillingen.

Nee, dan de Spanjaard! Die klemt zijn tong stevig tussen voortanden en verhemelte, blaast uit alle macht alsof er een alcoholcontrole gaande is en laat daarbij de bovenlip vrijelijk en ontspannen wapperen. Gevolg: het speeksel vliegt in de rondte, bacillen hebben vrij spel. Het kan haast niet anders of de uitspraak van deze klank gaat gepaard met enorme hoeveelheden consumptie.

Con-thoen-thjón, in goed Spaans.

Althans, dat maak ik ervan, want in mijn conthepthjón van het Spaans wordt alles wat ook maar enigszins neigt naar een sisklank automatisch omgevormd tot zo’n speekselrijk gebeuren – alsof alle Spanjaarden continu die Disney-eend Sylvester (Thil-veth-per! Desthpicable!) aan het imiteren zijn. En vandaar dus die rappe verspreiding van allerlei nare ziektes. Mijn kennis van het Chinees schiet tekort om de Hongkong-griep en SARS (THARTH in Spanje) te verklaren, maar ongetwijfeld heeft dat ook zo zijn eigenaardigheden.

Thtrakth ga ik er weer naartoe, naar Ethpaña. Gelukkig weet ik al wat ik moet zeggen als ik de rethepthión van het hotel binnenwandel – waarbij ik me er overigens enorm op verheug om mijn hoofd ondersteboven te houden om duidelijk te maken dat ik een vraag ga stellen:

¿Habla Inglés?

Daarvan weet ik tenminste zeker dat je de -s ook gewoon als s uitspreekt. En dan maar hopen dat er aan de andere kant niet al te fanatiek ¡Thi! of Yeth, of courth! wordt teruggefluimd.

O ja, van het RIVM moet ik een thermometer meenemen. Dat spreken wij tenminste normaal uit, zonder poethpath.

Vertigo

Van alle predikaten die je op een mens kunt plakken, en dat zijn er nogal wat, is ‘avontuurlijk’ op ondergetekende wel zo’n beetje het minst van toepassing. Ik had dan ook beter moeten weten toen de reisgids met veel gevoel voor understatement de alternatieve route als ‘more adventurous’ aanprees. Aan de andere kant: de vreugdeloze gelaatsuitdrukkingen van de medepassagiers in het vliegtuig zaten nog vers in het geheugen (de Bever Zwerfsport leek goede zaken gedaan te hebben), en na drie dagen wees een eerste calculatie van de gemiddelde toeristenleeftijd richting de 50, mijzelf meegerekend, en zo massaal is het toerisme op Madeira nou ook weer niet.

Avontuur is een relatief begrip, wil ik maar zeggen, en dus werd de route bovenlangs ingeslagen, alwaar een verbluffend uitzicht en een fraaie waterval in het vooruitzicht waren gesteld.

Nu moet gezegd worden dat Madeira een prachtig eiland is, en bovendien een walhalla voor eenieder die zijn afkeer van het Engelse volk nu eens niet door dronken jongeren maar door treurniswekkende ouderen bevestigd wil zien. Maar Madeira is ook het eiland van de levada’s, kunstmatige irrigatiekanalen die dwars door het bergachtige landschap zijn aangelegd ten behoeve van de landbouw.

Het moet een van die vreselijke Engelsen geweest zijn die een jaar of dertig geleden bedacht dat als boeren langs die levada’s konden lopen, toeristen dat helemaal zouden kunnen. Het wandeleiland Madeira was geboren, en ho maar dat er iemand was die kritisch opmerkte dat die smalle paadjes eigenlijk helemaal niet voor wandelaars waren aangelegd.

En zo bevond ik mij plotseling op een richeltje van nog geen halve meter breed met links een lullig waterstroompje en rechts niets dan een gapende afgrond van enkele honderden meters diep. Ergens ver weg, vooral heel ver weg achter me hoorde ik de waterval die ik nooit zou zien omdat er geen weg terug was en er van een blik achterom geen sprake kon zijn. Nog nooit draaide de aarde zo hard om zijn as, behalve op de vierkante centimeters waar ik me bevond, waar alles vooral heel hard stilstond.

Op dat moment dacht ik aan u. Hoe kon ik u afschepen met een niet eens toegelicht Even weg om, anoniem en voor eeuwig bloggieloos in een ravijn gestort, nooit meer terug te keren? Dat was waanzin! En dan die arme Darko: met zijn imposante voorkomen bewaakte hij weliswaar twee weken lang het huis, maar dat diertje kon ik toch moeilijk de rest van de hypotheek laten aflossen? Ik moest met andere woorden verder, al was het deels door het nogal frisse water waar even verderop, iets minder fris, twee dode ratten in lagen weg te rotten.

Eenmaal veilig thuis wist het andere boekje te melden dat het gekozen alternatieve pad ‘bijzonder riskant’ was en slechts aan te raden voor mensen die ‘absoluut geen last van hoogtevrees’ hadden. Maar ik heb hem toch maar mooi volbracht, mijn Olympische finale op de evenwichtsbalk annex vloeroefening.

Zeven zonnige zomerdagen zonder Zero

Ik had me nog zo voorgenomen om niet te vertellen waar ik vanaf woensdag een weekje verblijf, maar na al die toestanden in de Tour de France lijkt het me toch verstandiger om openheid van zaken te verschaffen.

Valencia it is.

Maar voor u het weet ben ik weer terug. En pas maar op, het is 2007; voor je het weet is er internet op de hotelkamer.

Intussen vermaak ik mij met:

En muchos cerveza y vino y chorizo y tiempo caliente por favor, naturalmente. ¡Hasta la próxima, gente de testículos! [tot de volgende keer, klootjesvolk!]