Hemelpoort

Een jaar of zestien zal ik zijn geweest. De donshaartjes op mijn wangen begonnen zich langzaam maar zeker tot echte baardharen te ontwikkelen, maar ik mocht als bijna-volwassene nog altijd op een kinderkaartje mee naar binnen bij Sparta. Dat was geen regel van Sparta; nee, dat was een regel van mijn vader. Sparta zelf legde de leeftijdsgrens bij 11 jaar, maar mijn vader vond dat vijf jaar later nog steeds allemaal maar flauwekul. “Ik ga toch godvergeme geen elf gulden vijftig voor een kind betalen als het ook voor tweevijftig kan?”

Talloze wedstrijden hebben we zo gezien op het Kasteel. Mooie wedstrijden, spannende wedstrijden, maar vooral ook heel veel afzichtelijke wedstrijden. Maar dat voetbal, dat was eigenlijk maar bijzaak. Met je vader naar het stadion, dat was de essentie. Daar zitten, daar zijn en een beetje mopperen op wat zich op het veld afspeelde. “Wat een ziekenhuisbal”, “Haal die vent er toch uit”, “Snap jij dat nou, dat ze die nog opstellen?” en vooral heel veel “tsjonge jonge jonge”.

Verder lezen Hemelpoort

Ziek

Zijn handen zoeken steun bij een kastje en mijn arm, en met een ultieme krachtsinspanning lukt het hem om overeind te komen. Dan volgt onvermijdelijk het trillen. Het zoeken naar evenwicht, het zoeken naar een restje spierkracht, en de onzekerheid of de benen, die alweer een tijdje niets hebben gedaan, nog wel zullen gehoorzamen aan de opdrachten van boven. Voor de toeschouwer lijkt het alsof hij is vergeten hoe het ook alweer moet, lopen.

Het lukt om een pasje opzij te schuifelen, en dan nog een en dan nog een. Eenmaal in beweging gaat het altijd wat beter.
‘Waar wil je heen, pap? Wil je naar de badkamer?’
‘Nee, gewoon een paar stapjes zetten.’
De drie pasjes opzij worden teruggezet, en dan laat hij zich weer op het bed zakken. Dat was het dan, de workout voor vandaag. Hij moet ervan bijkomen alsof hij zojuist de marathon heeft volbracht.

Verder lezen Ziek