Worstjesdag

Rokjesdag is, in tegenstelling tot dierendag, de favoriete dag van het jaar voor de gemiddelde man. Als bij toverslag ontwaakt het vrouwelijk schoon van Nederland op die eerste vroege lentedag waarop het kwik boven de 15 graden kruipt uit een diepe winterslaap; de wintervacht van dikke truien, sjaals en lange broeken wordt ingeruild voor wulpse rokjes en dito truitjes die net genoeg (of net te weinig, ’t is maar hoe je het bekijkt) te raden overlaten.

Nog volmaakter zou rokjesdag zijn wanneer een strenge doch rechtvaardige ballotagecommissie van tevoren op de hoogte zou zijn gesteld en de deelnemers een bindend rokjes- en truitjesadvies zou mogen geven; dat zou de toeschouwers althans een hoop koude rillingen (zo warm is het meestal ook weer niet) besparen. Ondanks die kleine imperfectie schenkt rokjesdag ook nu al voldoende blijdschap over de nakende (ha!) zomer.

En dan te bedenken dat rokjesdag binnenkort al in februari valt; waar het broeikaseffect al niet goed voor is. Houd vol, autovrinden!

Maar zoals er ieder jaar een dag is waarop de vrolijkheid van de zomer zich aandient, zo is er ook ieder jaar een moment waarop de dagen onmiskenbaar korter zijn geworden, de kruidnoten oudbakken worden omdat ze al weken in de schappen liggen zonder dat iemand al trek in ze heeft, de verwarming voor het eerst aan moet en de herfstdepressie je in zijn greep dreigt te krijgen.

Dan is het de hoogste tijd voor worstjesdag.

Ook worstjesdag viel dit jaar vroeg, maar ik had me er dan ook bijzonder op verheugd. Worstjesdag is één groot feest, te meer omdat ik een vriendin heb die vegetariër is en zich dus behelpt met een deerniswekkend recept met azijn, mosterd en boter – een troosteloze aanblik. Ik intussen word intens gelukkig van mijn overvolle bord met boerenkool met spekjes, vette vleesjus en een dikke rookworst, helemaal voor mij alleen.

Laat die winter maar komen.

Merel bedankt

Weblogster MerelRoze (sic) heeft de primeur om de eerste we·blo·gro·man, de[v.] geschreven te hebben. Fantastica ligt sinds donderdag in de boekhandel, maar aangezien ik daar slechts zeer zelden (ahum) te vinden ben, maakte ik dankbaar gebruik van de mogelijkheid om het boek online te bestellen. Mét persoonlijke groet, waaruit maar moest blijken of Merel behalve met een toetsenbord ook met de ganzenveer uit de voeten kan.

De postbode kwam extra vroeg. Ze had natuurlijk een hele tas vol met boeken te bezorgen. En waarschijnlijk was het ook daarom dat ze verwoede pogingen bleef ondernemen om Fantastica door de brievenbus te proppen, zelfs nadat onomstotelijk vast was komen te staan dat het boek toch echt drie pagina’s met niet aan mij bestede reclame voor andere boeken te dik was om erdoorheen te passen.

Exit brievenbus dus. Nou, fantastica hoor.

Dit lijkt me nou typisch een gevalletje waarin iemand gesued gaat worden. Maar wie?

De uitgeverij, die stelselmatig heeft geweigerd het boek gewoon op zuurvrij 65 grams dundrukpapier te drukken, waardoor Merels 280 bladzijden twee keer zo dik uitvallen als de 624 pagina’s van de nieuwe Tsjechov? (Merel is te dik! Maar toegegeven, zo slank als Tsjechov zijn er maar weinigen)

Merel, omdat 40 hoofdstukken wel heel erg veel is en ze best de laatste 15 online had kunnen zetten?

Of toch gewoon de domme kracht van de PTT TPG TNT TPG Post?

Ik denk dat het sterk afhangt van wat ik van het boek vind en hoeveel spelfouten ik erin aantref. Vooralsnog geef ik TPG Post de beste papieren (de slechtste dus), al was het maar vanwege die afkorting, die staat voor TNT Post Groep Post. Maar daar wordt aan gewerkt.

Strafwerk

Zero moet leren vaker zijn espresso-uitdruppelbakje schoon te maken
Schimmel is vies
Zero moet leren vaker zijn espresso-uitdruppelbakje schoon te maken
Schimmel is vies
Zero moet leren vaker zijn exprespresso-uitdruppelbakje schoon te maken
Schimmel is vies
ZorZero moet leren vaker zijn espresso-uitdruppelbakje schoon te maken
Schimmel is vies
Zero moet leren vaker zijn espresso-uitdruppelbakje schoon te maken
SchimelSchimmel is vies
Zero moet leren vaker zijn espressoüitdruppelbakje schoon te maken
Schimmel = vies

Betr.: Tafel (2)

Geachte heer, mevrouw,

Twee weken geleden heb ik u een brief die al in de inkt stond, niet gestuurd. Dat had te maken met mijn persoonlijke voorkeur om geschillen in der minne te schikken, en mijn niet aflatende vertrouwen in de mensheid – al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat de afhandeling van mijn bestelling door uw firma allerminst aanleiding geeft tot zulk een zachtaardige opstelling.

Enfin, gewapend met de leveringsvoorwaarden en uw lachwekkende excuusbrieven verwachtte ik zonder al te veel moeite die tweehonderdeneen euro terug te krijgen van de alleraardigste filiaalhoudster, die er natuurlijk ook allemaal niks aan kan doen. Dat vermoeden werd bevestigd door de begripvolle ontvangst (ik citeer: “Ja, dat kan toch niet? Verschrikkelijk!”) en de belofte dat het bedrag maandag – dan was mevrouw toch op kantoor – zou worden overgemaakt.

Ha, een belofte! Die heeft de firma J. inmiddels vaker gedaan. Geheel volgens traditie bleek ook deze schuld te maken. Ik moet toegeven dat mevrouw Jenci er niet bij vertelde op welke maandag ze het geld zou overmaken, maar alles wees er toch op dat ze afgelopen maandag bedoelde, en die ligt inmiddels een week achter ons.

Dit is nu al de tweede brief die ik u niet ga sturen. Maar zeker nu we bij uw concurrent inmiddels een nog mooiere tafel hebben gekocht, begrijpt u dat we de pecunia die ons rechtmatig toekomen goed kunnen gebruiken. U kunt er ook voor kiezen het geld nog even op uw spaarrekening te laten staan, want zo te zien hebt u al eerder rood gestaan. Maar vergewis u er in dat geval van dat niet alleen de banken hun rente verhogen.
Met vriendelijke groet,

zero.

(ik vrees dat er nog wel een paar episodes zullen volgen…)

Betr.: Tafel

Geachte heer, mevrouw,

Begin mei (2006, dat wel) hebben mijn vriendin en ik bij uw filiaal te H. een bank en een tafel besteld. Daarbij kwamen de verkoper en wij een alleszins te billijken levertijd van plusminus acht weken overeen. Nog geen twee weken na de bestelling meldde u dat het ‘ondanks [uw] inspanning’ niet ging lukken binnen die termijn. Dat deed u weliswaar op het adres van ons nieuwe huis, dat wij pas een maand later zouden betrekken, maar dat doet aan de stiptheid van de melding natuurlijk niets af.

U ondertekende de brief vertrouwend op ons begrip voor deze vertraging. Daarmee rekende u buiten de waard. Dat de leverancier drie weken gesloten was, kon voor u nauwelijks een verrassing zijn, maar leek ons al helemaal geen reden om de levertijd met zesenhalve week te verlengen. Na enig aandringen bleek dan ook plotseling dat de bank wel geleverd kon worden.

Die bank staat inmiddels, en ik moet u zeggen: het is een juweeltje. Jammer dat het beloofde kussentje niet werd afgeleverd, maar ook kussentjesfabrikanten hebben behoefte aan vakantie, zullen we maar denken. Inmiddels hebben we zelf een kussentje gekocht, dat echter nogal vloekt bij de door uw concurrent ruimschoots op tijd bezorgde eetkamerstoelen.

In afwachting van onze tafel ontvingen wij vandaag een nieuw schrijven uwerzijds. Tot onze grote verbazing lazen wij dat de levering uitgesteld moest worden naar ‘ongeveer eind september’ in verband met een brand in Zevenhuizen.

En wij maar denken dat die exclusieve meubels helemaal uit Italië moesten komen!

Ik weet niet hoe het met uw definitie van ‘plusminus acht weken’ gesteld is, maar voor ons valt 21 weken daar net buiten. Met een beroep op artikel 5 van de leveringsvoorwaarden verklaar ik onze overeenkomst daarom ontbonden, en verzoek ik u per omgaande het aanbetaalde bedrag van € 201, zegge tweehonderdeneen euro, te retourneren op girorekening … t.n.v. zero te H., vermeerderd met de wettelijke rente.

En laat dat kussentje ook maar zitten.

Met vriendelijke groet,

zero.

Het stoplicht

“Je moet er willen wonen”, vond de makelaar destijds, en dat was geen cliché maar een verwijzing naar het nogal drukke verkeer dat op enkele passen van de voordeur voorbijraast. Naar nu blijkt zorgt dat verkeer behalve voor waardevermindering ook voor het nodige vertier. Dat is vooral te danken aan het stoplicht, enkele meters verderop. Zeker met deze tropische temperaturen (én niet ver van Zandvoort) kijk je je ogen uit.

Onschuldig en in groten getale zijn degenen die uit volle borst meezingen met wat de radio hun te bieden heeft. Schuldiger en in niet eens zoveel minder groten getale zijn degenen die hun wijsvinger tot voorbij het tweede kootje in het reukorgaan doen verdwijnen. Vooroordeelbevestigend zijn degenen die een cabrio besturen, alsmede de blondines die hen vergezellen. Zonder uitzondering getuigend van slechte smaak is de weinige muziek die door het vierdubbele glas hoorbaar is. In overtreding zijn degenen die bellen met hun mobieltje in de hand. Stiekem is de forens die mij, als ik om half zes ’s ochtends éventjes niet oplet, berooft van mijn ochtendkrant.

Allen hebben met elkaar gemeen dat zij zich onzichtbaar wanen, een prettige gedachte die op ruwe wijze verstoord wordt zodra zij de man achter het raam ontwaren. De reacties lopen uiteen. De een (zelfs een enkele neuspeuteraar) gaat onverstoord verder waar hij mee bezig was, de ander concentreert zich plotseling bovenmatig op het rode licht in de ijdele hoop dat ik niets gezien heb, en slechts een enkeling geeft zich over aan een besmuikte glimlach en een blik van “dit blijft tussen jou en mij, afgesproken?”.

Nog niet tegengekomen, maar dat is ongetwijfeld een kwestie van tijd, is de brede Harry die de snotneus die het waagt een blik in zijn auto te werpen een kopje kleiner komt maken. Uit voorzorg zit de knip er vast stevig op.