In de wereld van de actualiteit is er onmiskenbaar een tweedeling tussen goed nieuws en slecht nieuws. Aan het een is een chronisch gebrek en het ander is er in overvloed, maar iets als neutraal nieuws bestaat nu eenmaal niet; hooguit kan nieuws tegelijk goed nieuws zijn voor de een (zoals een aswolk voor een boer die zijn land vruchtbaarder ziet worden) en slecht nieuws voor de ander (zoals een aswolk voor een boer op reis of een boer die zich heeft opgewerkt tot directeur in de luchtvaartbranche).
Deze week was er een leider van Al Qaida gedood. Dat gebeurde in Irak, waar ook regelmatig onschuldige burgers omkomen of Amerikaanse soldaten sneuvelen. Dat is in beide gevallen slecht nieuws, vandaar ook dat ze omkomen (tragisch) of sneuvelen (sneu). Daarmee bedoelen we dat het volledig buiten hun schuld ligt dat ze aan hun eind zijn gekomen.
Bij een leider van Al Qaida ligt dat anders. Hij is niet onschuldig en ook geen soldaat, maar een strijder. Terroristenleiders en andere strijders worden gedood, wat zoveel wil zeggen als dat ze het er zelf ook wel een beetje naar gemaakt hebben. Leiders van soevereine staten daarentegen kunnen niet gedood worden, maar slechts vermoord – en vermoord is dan weer heel slecht nieuws. Of ze verongelukken in dichte mist: ook slecht nieuws, zelfs als we dan stiekem denken dat we mooi van een geflipte staatsman verlost zijn. Sterker nog: we doen dan zelfs beleefd alsof het ons enorm spijt wanneer een aswolk (hoe ironisch) ons belemmert bij de uitvaart aanwezig te zijn.
Er zit niets anders op dan te concluderen dat ‘gedood’ het eufemisme is dat je gebruikt wanneer je wil zeggen dat een moord goed nieuws is. Vroeger gingen we nog wel eens praten met een regering die ons ongunstig gezind was; nu onze vijanden niet langer langs landsgrenzen gedefinieerd kunnen worden, is het kennelijk acceptabel om te doden. Je zult nooit iemand horen betreuren dat een ander gedood is.
De dood van een Al Qaida-strijder: misschien is het wel helemaal geen nieuws. En dat is ook goed nieuws.