(zero schrijft met zijn dronken kop live het Groot Dictee mee)
De vrouw die het hippe grand café binnenliep, een Miss Twiggy miss twiggy aan de goede kant van de veertig, was smaakvol uitgedost in een bordeauxrode deux-pièces en een bloes met ovale vlakken, het precieuze gezicht perfect in de make-up.
Op de bühne van het horeca-etablissement stond een diskjockey die deathmetal en francofone hiphopnummers mixte tot een eclectische brij; een amuzikaal karweitje waarvan nochtans al menige liveopname was gemaakt. Enfin.
Te midden van de pretmakende pret makende jongelui leek praten ten enenmale onmogelijk, maar ondanks de tenhemelschreiende herrie wist de bij de ober in het gevlei gevlij gekomen vrouw een breezer en een schaaltje petitfours te bemachtigen.
Ze keek welhaast smachtend naar de deur, maar werd bij wijlen bijwijlen afgeleid door een slecht afgerichte dobermannpincher die niet alleen stonk, maar eens te meer met continu geblaf het beatjugglen beatjuggelen versjteerde.
Daardoor miste ze de entree van een fijngebouwde, wat oudere man – harrypotterbrilletje onder een cabareteske coupe van witte krullen – die bij de bar zijn stereotiepe caipirinha bestelde voordat hij haar ontwaarde.
Hij zoende haar vluchtig en begon haar op even onheuse als dedaigneuze wijze toe te spreken: dat gedoe van Cupido met zijn pijl-en-boog was over en uit; het verplichtte hem hun ontwrichte latrelatie te beëindigen.
Zij wist zo een-twee-drie geen ad-remme ad remme riposte te bedenken, maar verkocht hem een volmaakt kletsende oorvijg; hij belandde op de grond zodat hij, klemgeraakt klem geraakt tussen het meubilair, eruitzag als een knockout knock-out geslagen bokser.
Hij kreunde, en terwijl de muziek uitfadede, haastte zij zich verdwaasd de zaak uit – onder applaus, dat wel, en toen zij de drempel over ging overging en half buiten stond buitenstond, was nog net te horen dat ze hem halfluid uitmaakte voor guppy.