De Tour de France is alleen de moeite van het volgen waard op broeierige zondagmiddagen waarop je probeert bij te komen van twee heftige bacchanalen ter viering van je verjaardag, en dan alleen als er toevallig een zware alpenetappe is.
En dan nog. Urenlang turen naar gedrogeerde mannen op een fiets is gewoon niet zo mijn ding, weet je. En dat onuitroeibare tenenkrommende martsmeetsjargon ook de hele dag, vreselijk gewoon.
Het was weer de dood of de gladiolen vandaag. Menigeen stuiterde over het asfalt in een gevaarlijke afdaling. Er waren renners die zich het snot voor de ogen fietsten, maar er waren er ook die op de flanken van de Roselend geparkeerd stonden. En de pedanterik Moreau en de laffe koerser Valverde reden hun eigen karretje in de poep.
Een paar dagen geleden kneep Oscar Freire definitief in de remmen. Hij ondervond te veel hinder van een zitvlakblessure. Voorafgaand aan Freires besluit om uit de Tour te stappen werden alle sportpagina’s eerst drie dagen gedomineerd door de inmiddels vermaarde derrière van de Spanjaard. Wat hem precies mankeerde werd nooit duidelijk, maar steeds ging het om zijn zitvlak, nooit eens over zijn achterste, zijn ferme bilpartij, gewoon zijn kont, voor mijn part zelfs zijn aars of, voor de Vlaamse wielerliefhebbers, zenne poep. Nee: zitvlak.
Oscar kan vandaag niet fietsen, hij heeft een zitvlakblessure.
Zitvlakblessure. De eufemismiteit druipt werkelijk van het woord af; het kan haast niet anders of iets bijzonder delicaats wordt hier op subtiele wijze verbloemd.
Wat zou er aan de hand geweest kunnen zijn? Aambeien? Een ontstoken kringspier? Rectaal toegediende doping die op een verkeerde plek in de endeldarm beland was? Een uit de klauwen gelopen feestje met de ploegmaats? Of was er sprake van doodordinaire zadelpijn?
Hadden we Harmen Siezen nog maar om het ons te vertellen.
[wp_youtube]orotOFVy40c[/wp_youtube]