De Hoofdletter is geen vriend van mij. Ik heb hem ook zelden nodig, moet ik erbij zeggen. Ik houd van lange zinnen, hetgeen kenmerkend schijnt te zijn voor mensen die klassiek geschoold zijn, waarvan zodirect akte, en zelfs ‘iamzero’ schrijf ik zonder hoofdletter, bescheiden en nietig als ik ben, een nul, net zo min als jullie allemaal, en bepaalt u zelf maar of u tussen ‘zo’ en ‘min’ een spatie wilt lezen (ja, denk daar maar eens over na).
Dan ga ik intussen verder met de Hoofdletter. Steeds vaker zie ik Hem, en steeds vaker vraag ik me af waarom Hij daar is. Neem nu dit voorbeeld, van een toch respectabel Schrijfster. Tussen het kleinkapitalistische geweld staat daar toch echt, abonneert u zich maar op de RSS-feed om het Bewijs geleverd te krijgen, Tijdelijke oefening in Forenzen.
Ik forens vijf dagen per week, en ik kan u verzekeren dat daar niets bijzonders aan is. Er zijn iedere dag letterlijk treinladingen vol forenzen. Wat in vredesnaam is dan Forenzen met een hoofdletter? Is dat Extra Vroeg forenzen? Is dat forenzen met een eersteklaskaartje? Is dat forenzen met zo’n vreselijk indewegstaanderig KloteVouwSpatieFietsje waarvan ik me tussen twee Haakjes echt afvraag hoe Gratis ze nog zijn om mee te nemen als iedere Forens dat gaat doen? Wie het weet mag het zeggen.
Of hiero: Mijn liefde voor De Inktvis. Wie is nu weer De Inktvis? De jongste telg uit de familie Inktvis? Deetje? Nee toch? De schrijfster heeft het hier toch gewoon over haar Liefde, waarvan ik overigens weet dat die onmetelijk is, maar dat terzijde, voor anonieme inktvissen (mv.)? Waarom dan niet gewoon ‘Mijn liefde voor inktvissen’?
Ik weet wel waar het vandaan komt, hoor. Er was ooit een meneer, woonachtig in een grot en later trouwens ook nog bekend om zijn merkwaardige opvatting van de Liefde, maar dat wederom terzijde, die Wijze Dingen zei over de dingen die wij zoal waarnemen. Vraag iemand een stoel te beschrijven en hij zal met zoiets aankomen: een houten Ding met vier keer de Poot (waar je aan kunt zagen), en het Zitvlak (waar je van af kunt springen). Dat hout is natuurlijk niet noodzakelijk, maar die vier poten ook niet. En er zijn zat dingen waar je op kunt zitten en van af kunt springen die geen stoel zijn (maar wel dodelijk). Wat definieert dan eigenlijk nog De Stoel, het broertje van Henny?
Kennelijk zit er in de diepste Krochten van ons hoofd ergens een Proto- dan wel Archetype van De Stoel verstopt, zonder dat we die kunnen tekenen omdat Die Ene Archestoel nu eenmaal niet tegelijk vier en twee poten kan hebben. Hij is dus zo abstract als maar zijn kan, de Idee Stoel.
Ja, de Idee, zo noemde Plato dat, en dat leidde er in de jaren negentig al toe dat sommige mensen bij iedere ingeving die ze hadden zeiden: ‘Nou, de idee is dus om het zus en zo te doen.’ Maar nooit, ik herhaal nooit, heeft Plato gezegd dat de Hoofdletter gebruikt moet worden om het Fenomeen in kwestie, het Concept zo u wilt, of het Begrip, het Abstractum, de Entiteit, aan te duiden. En toch is dat precies wat steeds vaker gebeurt, sterker nog, het gebeurt wanneer er gans geen sprake is van een Idee in filosofische Zin, maar van iets Heel Concreets. Bijkomend Effect: het Meervoud is Verboden Terrein.
Dus niet: ‘vrijdag ben ik jarig’ (ja heus, lezertjes!) maar ‘vrijdag is de Verjaardag’.
En niet ‘mmmm lekker, pannenkoeken!’ maar ‘Ik ben dol op de Pannenkoek’.
De Rilling over het Lijf. Het Schuim op de Lip.
En wat zegt Wikipedia?
[Plato] beschouwde alles in onze wereld als een voorbijgaande, aan verval onderhevige kopie van een ideale Vorm [bewijs] met een permanent en onvergankelijk bestaan buiten ruimte en tijd.
Fijn toch, dat Wikipedia. De Bijdrage is dat de Hoofdletter het Slachtoffer van de Toorn des Zero’s wordt is geworden.