Covid, dan toch

Niets menselijks is mij vreemd, dus ten langen leste ben ik dan toch ook maar geïnfecteerd geraakt met het SARS-CoV-2-virus – net op het moment dat alle antivax-Neanderthalers weer massaal uit hun holen zijn gekropen om de najaarsgolf die iedereen van verre aan zag komen kritisch te bevragen met verfrissende observaties waarvan de meeste nu al ruim twee jaar volledig weerlegd zijn.

Het zou merkwaardig zijn om als bescheiden pandemiechroniqueur deze belangwekkende gebeurtenis niet te boekstaven, al was het maar om het onderwerp waar verder alles wel over gezegd is af te sluiten. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik (anders dan over de vaccinatie) maar zeer matig te spreken ben over dit hele infectiegebeuren. Behalve de zelftest is er bar weinig positiefs te melden, of het moet de constatering zijn dat ik mijn leven tot op heden voortreffelijk heb ingedeeld door nog nooit te hebben genetflixt, waardoor ik nu wat over heb om naar te kijken; dat bevalt een stuk beter dan de oeverloze stroom aan Tel Sell-reclames en afleveringen van Seabert die ik in mijn tienerjaren bij ziekte moest bingen.

Verder lezen Covid, dan toch

Jubileum

Het is vandaag precies veertien jaar geleden dat ik met angst en beven voor het eerst de knop ‘Publiceer’ gebruikte om op dit virtuele stekje een stukje te publiceren. In de (papieren!) krant las ik dat president Ahmadinejad van Iran ‘geen moer’ gaf om de VN-sancties die zijn land boven het hoofd hingen, en aangezien hij geciteerd werd, stelde ik gefascineerd vast dat dus ook in het Perzisch een stukje schroot wordt gebruikt om uiting te geven aan verregaande desinteresse.

Een soortgelijk gedachtegang speelde me parten toen anderhalf jaar later de Raad van Europa voorstelde om billenkoek te verbieden: welk agendapunt in twintig talen moest daar wel niet aan ten grondslag liggen? Het stukje hierover trekt nog altijd regelmatig verkeer van billenkoekzoekers, hoewel de laatste jaren ook veel mensen deze website raadplegen om te ontdekken hoe toch zo’n antitochtgatsleutelgatlipje heet (ik doe het uitstekend op de zoekopdracht ’tocht door sleutelgat’, kijk maar).

Verder lezen Jubileum

Dooi

Als straks de huidige ijstijd voorbij is (met de nadruk op ‘als’, want je weet maar nooit) zou het zomaar kunnen dat president Obama in de tussentijd vermoord is, Israël van de kaart geveegd blijkt en Togo winnaar is geworden van de Afrika Cup. In Iran zijn weer veertig demonstranten opgepakt, gemarteld en/of verkracht, maar de voorpagina van de Volkskrant wordt al een week lang onafgebroken gesierd door winterse Anton Pieck-tafereeltjes van vaderlandse bodem.

Het nieuws van voorbij onze landsgrenzen is even niet bereikbaar, zo lijkt het, en alles wat hier gebeurt hangt samen met het weer. Nederlanders gaan minder op wintersport; een paar maanden geleden zou het door de crisis komen, nu is het omdat de winter al hier is. Een hogere energierekening zou onder normale omstandigheden te maken hebben met een stijgende olieprijs; nu zogenaamd met de kou. Rellen in Culemborg? Tot voor kort de schuld van de moslims, maar nu zal het wel een gebrek aan strooizout geweest zijn waardoor die auto met Marokkanen naar binnen reed in dat huis van Molukkers.

Het is dan mijn taak om deze massahysterie rond iets onbenulligs, of is dat dubbelop, van zeurend zuur zuigend commentaar te voorzien.

De tragiek van redacties bijvoorbeeld, die van gekkigheid niet meer weten waar ze na drie dagen winterpretellende nu nog over moeten schrijven en dan aankomen met headlines als IJsselmeer is IJsselkorst geworden – een kop waar je als lezer de godganse dag je hersens over kunt breken op zoek naar de woordgrap, die er, ik heb uiteindelijk maar gebeld, niet in blijkt te zitten. En die dan in het fotobijschrift de, toegegeven, ietwat iel uitgevallen ijsbreker tegenover zijn Arctische soortgenoten afzetten als ‘een lichtblauwe versie van de Bereboot’.

Of Etten-Leur dat zich niets aantrekt van het strooizouttekort en via een of andere louche deal een partij badzout op de kop weet te tikken: lichtgroen, lichtgeel en met een heerlijk frisse appeltjesgeur. Klein nadeel: schuimvorming op de weg en de inwoners moeten noodgedwongen badderen in zand bij gebrek aan badzout.

Mijn woonplaats die urenlang van de buitenwereld afgesloten is. Treinen die niet of met veel vertraging rijden. Erwin Kroll die op nationale televisie mijn eigenste persoonlijke gevoelstemperatuur gaat voorspellen.

OK, die laatste is echt irritant en daar kom ik nog wel op terug, maar verder, en dat is het probleem dat ik even met u wilde bespreken, laat mijn ergernis me de laatste week ernstig in de steek.

Die rit-in-de-eerste-trein-die-weer-reed bijvoorbeeld was geweldig: forenzen die blijken te kunnen praten en ook niet chagrijnig kunnen kijken, een hele dikke mevrouw die haar medepassagiers oproept om de buik in te houden zodat er meer mensen mee kunnen, tweemaal met gejuich ontvangen worden (op Sloterdijk en in Haarlem) en dan aankomen in een, het valt me zwaar dit toe te moeten geven, alleszins pittoreske thuishaven.

Dan een paar dagen later een schaakwedstrijd die afgelast dreigt te worden; waar maak je dat nog mee? En als dan een uur voor aanvang de 64 velden sneeuwvrij worden verklaard een kwartier lang in gevoelstemperatuur™ -15ºC tegen windkracht 5 in beuken: heerlijk!

Mijn hemel, mensen, wat is hier aan de hand? Zero lijkt te ontdooien, help! Wat zijn de vooruitzichten? Zet de dooi voort?

kPod

Ondanks mijn veelgeroemde ziekelijke geheugen is er een kwartier uit mijn leven dat ik volledig kwijt ben, en voor het definitieve verlies waarvan gevreesd moet worden. Het was even voor middernacht op een zomerse avond in die goede oude tijd, begin jaren negentig, waarin broerlief op vrijdag de naschoolse opvang verzorgde in de vorm van uitgebreide schaaksessies in café De Oude Sluys, dat ik gezeten op de fiets ontwaakte met een gevoel van Huh-waar-ben-ik-nou-toch-in-godsnaam zoals iedereen dat wel kent van de betere B-film, terwijl het, zo ontdekte ik spoedig, gewoon de Ringdijk was waar ik reed. Ik voelde bloed aan mijn hoofd, en dat moest ook wel, want de hoofdpijn kon onmogelijk veroorzaakt zijn door de twee biertjes die ik aan het begin van de avond had genuttigd, waarna ik over was geschakeld op fris, zoals correct opgevoede adolescenten anno 1993 nog wel eens plachten te doen.

Toen de dokter me de volgende ochtend vroeg om als een Vitriviusman met de ogen dicht te gaan staan en vervolgens mijn wijsvinger naar het puntje van mijn neus te brengen, zat ik ergens in mijn ogen te priemen en kon de diagnose hersenschudding (licht) gesteld worden. ‘Ontkent bovenmatig alcoholgebruik’, meldt vol ongeloof het medisch dossier, dat hierdoor uit drie regels bestaat – de andere twee keren dat ik ooit met een dokter in aanraking kwam, was vanwege een snotneus en om als postbode een pakketje af te leveren.

Het zit me dwars dat ik er nooit achter ben gekomen of ik van mijn fiets gelazerd ben (de fiets was onbeschadigd en ook verder waren er geen schaafwonden), slachtoffer ben geworden van zinloos geweld (in welk geval ik met terugwerkende kracht een stille tocht eis), of vergeten ben te bukken bij een voor de gelegenheid gebouwd tunneltje. Maar nu is het me dus opnieuw overkomen.

’s Ochtends was mijn iPod nog kerngezond. Overdag rustte hij uit. ’s Avonds zag hij er ineens zo uit:

We weten allebei niet wat er gebeurd is. Hij is een tijdje buiten westen geweest, zou je met een subtiele verwijzing naar de iPod als toonbeeld van de westerse cultuur kunnen zeggen.

‘Mijn iPod is kPod geworden’, grapte ik in de immer klinische Apple Store tegen de iPoddokter op wie ik mijn hoop had gevestigd. De dokter negeerde de grap die hij natuurlijk iedere dag honderd keer hoorde, en trok een ernstig gezicht.
‘Ik zie inderdaad geen valschade’, gaf hij toe nadat ik plechtig had gezworen dat ik het apparaat uitsluitend had gebruikt voor het luisteren naar muziek, en niet om mee te voetballen of als schietschijf. ‘Maar het is altijd lastig bij schade aan het display. Ik houd hem even hier, dan nemen we maandag contact met u op.’

Op maandag werd ik natuurlijk niet gebeld. Op dinsdag ook niet. Op woensdag ook niet.

Op donderdag bleek dat het kleinood er een halve wereldreis op had zitten.
‘Hij ligt bij de reparatie, meneer.’
‘Daar heb ik anders geen opdracht voor gegeven. Maar ik neem aan dat de reparatie er is om dingen te repareren?’
‘Dat ligt eraan, meneer. Ik zal even voor u kijken. (..) Ja, hier heb ik hem… er staat hier Diagnose: Schade.’
‘Goh.’
‘…door invloeden van buitenaf.’
‘En wat betekent dat?’
‘Dat hij niet gerepareerd wordt en dat het niet onder de garantie valt. U kunt uw iPod morgen op komen halen, we geven u even een belletje als hij er is.’

Ook op vrijdag werd ik natuurlijk niet gebeld. Op zaterdag sleepte ik me uiteindelijk doodgemoedereerd maar weer naar de Apple Store, waar ik met mijn iPod werd herenigd onder dankzegging voor de uitmuntende service en de voortreffelijke analyse die onomstotelijk vast had gesteld dat ik in hoogsteigen persoon de schade had toegebracht aan het apparaat waarvan ik al die tijd had gedacht dat het stil in mijn tas had gelegen. Het gaat toch knagen, als je jarenlang vermoedt dat je in vlagen van verstandsverbijstering destructieve neigingen ontwikkelt, maar nooit het bewijs geleverd krijgt.

Enfin, ik heb nu dus een gehavend apparaat. Maar ik ben er trots op, zoals alternatieve tieners op hun eerste telefoon, formaat koelkast, die ze de rest van hun leven denken te blijven gebruiken en die ze inmiddels met plakband bijeen moeten houden.

En we noemen hem Icky.

Zeven zonnige zomerdagen zonder Zero

Ik had me nog zo voorgenomen om niet te vertellen waar ik vanaf woensdag een weekje verblijf, maar na al die toestanden in de Tour de France lijkt het me toch verstandiger om openheid van zaken te verschaffen.

Valencia it is.

Maar voor u het weet ben ik weer terug. En pas maar op, het is 2007; voor je het weet is er internet op de hotelkamer.

Intussen vermaak ik mij met:

En muchos cerveza y vino y chorizo y tiempo caliente por favor, naturalmente. ¡Hasta la próxima, gente de testículos! [tot de volgende keer, klootjesvolk!]