Uitgelezen (55)

Schrijvers die hun boek eerst in vertaling laten verschijnen en daarna pas in het origineel, moeten daar eens mee ophouden. Mensen die een boek liever in hun moedertaal lezen terwijl ze de taal van het origineel prima begrijpen, zoals de meeste Nederlanders het Engels, zijn aartslui – en daar is op zich helemaal niks mis mee, maar het gaat wat ver om die gemakzucht te gaan belonen.

Het zijn ook meestal de mindere werken waarbij de vertaling voorrang krijgt; de boeken met andere woorden die een steuntje in de rug van een slimme marketingcampagne, want daar hebben we het uiteindelijk over, wel kunnen gebruiken. We herinneren ons allemaal nog de rij die in 2002 van Schin op Geul tot aan de kassa’s van boekhandel Scheltema in Amsterdam reikte omdat daar de langverwachte tweede roman van Donna Tartt gepresenteerd werd; ik zou toch zeggen dat die mensen van een koude kermis zijn thuisgekomen.

Het onlangs verschenen Man in the Dark van Paul Auster, dat al maanden in de winkels lag als Man in het duister, is helaas niet de uitzondering die de regel bevestigt. En dat terwijl het boek nog zo aardig begint. De 72-jarige August Brill, woonachtig bij dochter en kleindochter, bedenkt als hij de slaap niet kan vatten een verhaal over een parallel Amerika waarin de Twin Towers nog rechtovereind staan en Bush nooit tegen Saddam Hoessein ten strijde is getrokken. Maar het is er wel 2007, en in plaats van een oorlog in Irak is er in Amerika zelf een burgeroorlog gaande. Owen Brick, de hoofdpersoon van verteller Brill, ontwaakt er tot zijn eigen verbazing op de bodem van een put en heeft geen benul van wat er gaande is; hij is afkomstig uit de wereld waarin 9/11 wel heeft plaatsgevonden.

In het begin vraag je je af waarom die Brill heel de tijd zo hinderlijk aanwezig moet zijn als verteller; zo’n beginneling is Auster toch ook weer niet dat hij de worsteling van het schrijverschap zo opzichtig in zijn werk hoeft te verweven. De prominente rol van de verteller lijkt echter verklaard te worden zodra duidelijk is wat Owen Bricks opdracht is: August Brill te vermoorden.

Een personage in een parallelle wereld die de bedenker daarvan moet omleggen om terug te kunnen keren naar de werkelijkheid: een klassiek Murakamiaans tafereel, zou je zeggen, alleen dan gepolitiseerd – en als Auster die indruk had willen vermijden had hij Brick niet in een put maar bijvoorbeeld in een grot zijn intrede laten doen.

Maar wat doet het ertoe: er is sprake van een intrigerend plot, waarvan je je afvraagt hoe de schrijver – en dat is dan Paul Auster in dit geval – zich er in vredesnaam uit gaat redden. Helaas heeft hij voor een nogal rigoureuze oplossing gekozen door de verhaallijn met Owen Brick plotseling de nek om te draaien. Vervolgens blijkt ook waarom de situatie waarin Brill zich bevindt – hij heeft zijn vrouw verloren en zijn dochter hun respectievelijke mannen – in het begin zo veel aandacht heeft gekregen: om er de rest van de nacht eens uitvoerig over te gaan babbelen. De roman verandert compleet van karakter, wat leuk kan uitpakken, maar in dit geval vraag je je slechts beteuterd af waarom dat veel interessantere verhaal zo abrupt geëindigd is.

Jammer jammer jammer; hier had een stuk meer in gezeten.