Oma

Mijn oma van de legendarische woorden “Blief jij TUC?” is niet meer. 99 Is ze geworden, en tot het eind heeft ze de regie stevig in handen gehad. “Kom nou eens even bij me zitten”, schijnt ze enkele dagen voor haar overlijden tegen de dokter gezegd te hebben, nadat ook het allerlaatste beetje zicht uit haar ogen verdwenen was. “Zeg, luister nou even, kun je me nou niet gewoon een spuitje geven, dit is toch geen leven meer?”

Het is onwerkelijk om te bedenken hoe oma de wereld heeft zien veranderen tussen 1911 en 2010. Fijntjes werd er tijdens de uitvaart op gewezen dat begrippen als ‘file’, met amper zes miljoen landgenoten, nog helemaal niet bestonden. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was ze al moeder van drie kinderen; toen ze in 1944 mijn vader kreeg, was ze even oud als ik nu, 33. Hij is nu 66 en zij dus 99, maar ja, Harry Mulisch is ook al dood, dus wat dat te betekenen had zal wel voor altijd een mysterie blijven.

Je zou bijna vergeten dat er tijdens een lang leven niet alleen veel nieuwe dingen ontdekt worden, maar ook de nodige zaken verdwijnen. Zeer verheugd was oma dan ook toen wij bij ons laatste bezoek een pot boerenjongens voor haar meebrachten (voor de jongere lezers: Wikipedia). ‘Ach, boerenjongens, wat enig, zeg! Ik wist niet eens dat het nog bestond. Ik heb het in al die tijd dat ik hier woonde niet meer gebruikt’ – waarmee maar is aangetoond dat spijtig genoeg ook het mooiste taalgebruik soms verdwijnt.

Het computertijdperk is grotendeels aan oma voorbijgegaan, wat geen ramp is omdat haar laatste jaren voornamelijk bestonden uit het opbellen van jarige familieleden en kennissen – en alle data en telefoonnummers zaten stevig in haar linker hersenhelft gebeiteld. Maar dat ik nu haar overlijden via internet deel met allerlei mensen die ik totaal niet ken, en dat die zich dan genoodzaakt voelen om mij sterkte te wensen – van dat soort kunstmatige 21e-eeuwse constructies kon zij het bestaan absoluut niet bevroeden.

Wat dat betreft ben ik enorm jaloers op oma. De industriële revolutie bracht een hoop vooruitgang; de grootste opbrengst van de emotionele revolutie die door de sociale media is ontketend, is vooralsnog veel loos medeleven. Ik moet vaak stiekem alleen maar gniffelen wanneer een voor mij slechts virtueel bestaande relatie die eerst jarenlang uitvoerig uit de doeken is gedaan, as if I care, op een gegeven moment op de klippen loopt en iemand vervolgens ook weer zijn verdriet over de hele wereld uitstort. Hoewel iedereen ongetwijfeld uit oprechte motieven handelt zou ik me toch vooral een automatische piloot voelen als ik op zo’n moment sterkte zou gaan wensen – en dat doe ik dan dus ook niet.

Ach, waarschijnlijk ben ik gewoon een man, die dus niet gekwetst is als u dit stukje slechts ter kennisgeving aanneemt.

Intussen zijn alle ogen gericht op mijn andere oma, bekend van Groundhog Oma. Die is inmiddels 96 en loopt nog als een kieviet. Als je het mij vraagt, wordt ze minstens 110.

Kurk

Het is een geruststellende gedachte dat ik, als ik het zelf tenminste haal, nog minstens vijfentwintig jaar van mijn oma kan genieten. Jammer is wel dat met het klimmen der jaren, ze is nu 95, de lichamelijke gebreken hand over hand toenemen. Het lichaam aanvaardt de wandeling naar het dorp nog maar enkele malen per week (volkomen terecht overigens, want het is een takkeneind) en tegen de broosheid der botten is boven een zekere leeftijd nu eenmaal geen kruid gewassen. Als oma dan een keer ongelukkig onderuit gaat, breekt het lichaamsdeel dat als eerste het plaveisel toucheert niet alleen de val, maar vooral ook onherroepelijk zichzelf.

Afgelopen jaar trof dit tragische lot oma’s rechterhand, dezelfde die niet al te lang geleden ook al eens in een wasmachine op centrifugestand terecht was gekomen. De pols zei in beide gevallen knak en dat was jammer, want oma’s rechterhand is, zoals zodirect zal blijken, van onschatbare waarde.

Gelukkig verliep het herstel naar omstandigheden wonderwel, maar als je tegen de honderd loopt valt er zelfs voor oma niet te spotten met de naijleffecten van een botbreuk. En zo pent zij nog altijd driftig oplossingen in haar cryptogrammenboekje, maar kan ze luttele dagen later lang niet altijd de met zwakke hand geschreven woorden herleiden, wat in combinatie met het kortetermijngeheugen, dat ook niet meer is wat het geweest is, nog wel eens tot confronterende situaties kan leiden.

Kan dat nog beschouwd worden als een manier om het leven spannend te houden, nu was er iets aan de hand wat van levens-, zo niet van landsbelang was. In blinde paniek belde oma haar zoon, mijn oom, en verordonneerde hem, zoals alleen moeders dat kunnen, om spoorslags haar kant uit te komen. Mijn oom schatte de ernst van de situatie direct goed in en vertrok met gierende banden, om een stief halfuurtje later het huis van een intussen in shock verkerende oma te bestormen.

Oma kreeg namelijk de kurk niet uit de sherryfles.

U moet twee dingen goed begrijpen: ten eerste dat oma al een jaar of tachtig op sherry leeft, en ten tweede dat troep met een schroefdop oma’s huis niet binnenkomt. Oma eist kwaliteit en kwaliteit zit onder een kurk, maar de kracht om de dop uit de fles te trekken was er nu dus even niet. Het lukte niet met haar handen, maar ook niet met een tang. Na drie kwartier wrikken en wroeten had ze, terwijl het zweet over haar hele lijf gutste, met haar laatste krachten naar de telefoon gegrepen.

Dat is dus de reden waarom mensen kinderen nemen. Even geroutineerd als liefdevol opende zoonlief uit voorzorg een fles of zeven, voldoende om het uit te kunnen zingen tot het geplande volgende bezoek, vijf dagen later.

Inmiddels is de auto van mijn oom uitgerust met zwaailicht en sirene, zodat hij in het zeer onwaarschijnlijke geval dat oma nogmaals in een soortgelijke situatie belandt, wat God overigens verhoede, op gepaste wijze kan uitrukken. En ik durf er wel iets om te verwedden dat de rietjes al klaarliggen voor het moment waarop de rechterarm weigert nog langer het glas te heffen.

Blief jij TUC?

‘Weet je wat het is tegenwoordig,’ zei oma, ‘ze doen tegenwoordig net of je achterlijk bent. Laatst was hier een zuster en toen had ik van die pijnstillers, hoe heten die ook alweer…’
‘IBUPROFEN, OMA?’
‘Hè, wat zeg je?’
‘IBUPROFEN??’
‘Juist ja, paracetamol… en op een gegeven moment waren ze weg van mijn nachtkastje, dus ik zeg tegen die zuster Zuster, kunt u misschien in die kast kijken of de paracetamol daar misschien ligt, dus die zuster kijkt en die zegt Ja mevrouw, ze liggen hier op het tweede plankje, die zult u wel hier neergelegd hebben, ik zeg Nou ik weet wel wie die daar neergelegd heeft, dan hebt u zelf gedaan, Nee hoor, zei ze, dat heb ik niet gedaan, ik zeg Joh ik kan amper bij het eerste plankje, hoe kan ik het dan op het tweede plankje gelegd hebben… ja, ze doen net of je gek bent hoor, maar kan ik er wat aan doen dat ik nog bij mijn koppie ben… zeg, blief jij TUC?

Blief jij TUC. Ik geloof niet dat die vraag mij in de 31 jaar dat ik op deze aardkloot rondloop ooit is gesteld. Terwijl ik me nog afvraag hoe oma (97), die werkelijk stekeblind is, überhaupt weet dat haar kastje twee plankjes heeft, ratelt ze alweer verder:

‘Laatst ook, een maand of acht geleden, komt er een zuster binnen met een doosje pillen, ik zeg Wat zijn dat voor pillen, ze zegt Dat zijn kalktabletten met vitamine D, ik zeg Kalktabletten, waarom moet ik kalktabletten, ze zegt Dat heeft de chirurg voorgeschreven, ik zeg Welverdorie, ik ben helemaal niet bij de chirurg geweest, Jawel mevrouw, zegt ze, ze zegt Dat zult u dan wel vergeten zijn, ik zeg Voor de drommel niet! Ja want zo gaat het hoor, ze doen gewoon of je het vergeten bent, ik zeg Voor de drommel niet! Ik ben helemaal niet bij de chirurg geweest, welke chirurg was dat dan volgens u? En welke chirurg houdt zich nou bezig met kalktabletten, dat is toch idioot, nee hoor, ik hoef die dingen niet. Nou en toen hoefde ik ze niet te nemen, maar er zullen hier best mensen zijn die dan niks zeggen en dan gewoon die dingen krijgen.’

Ik zei dat ik dat laatste graag geloofde.

Iets over vijven werd het avondeten gebracht, een ideaal moment om ertussenuit te knijpen.
‘Het eten? Nu al? Goh, wat was het ook weer vandaag? Een runderlapje geloof ik.’
‘Kijk eens mevrouw Zero, een lekker bordje spaghetti.’
‘O ja, spaghetti. Hè wat jammer zeg, dat ze nou zo vroeg komen. Nu is het net of ik jullie wegjaag met dat eten. Normaal komen ze pas om half zes.’

En daar zat omaatje dan weer alleen, gebogen over de hap spaghetti die ze niet kon zien, het pakje TUC onaangeroerd op tafel.

Groundhog Oma

De verjaardag van jongste oma (geboren 1914) is een fragment uit een film dat uitentreuren is gerepeteerd maar toch nog steeds niet naar tevredenheid is vastgelegd. Dit weekend vond alweer take 93 plaats.

Zelf heb ik een bescheiden rolletje in het geheel, als een van de schaarse sympathieke kleinkinderen. In de eerste scène leg ik met lood in de schoenen en mijn vriendin de weg af van het metrostation naar het zaaltje waar het feestgedruis op het punt van uitbarsten staat. Daar gearriveerd overhandig ik oma een fles sherry en iets onbestemds voor onder de douche, zij bedankt haar ‘knulletje’, en vervolgens ga ik over tot het plichtmatige schudden van handen en uitdelen van zoenen, waarbij de oplettende kijker een uit ergernis geboren glimlach kan ontwaren vanwege de mensen die hun lettergrepen keurig “ge smak feli smak ci smak teerd” tussen de kussen spreiden.

Daarna beperkt mijn rol zich voornamelijk tot barhangen, bierdrinken, meeroken, grappenmaken en observeren.

Het feestvarken laaft zich aan de al eerder genoemde sherry, gezeten aan een lange tafel in het verlengde van de bar, en omringd door uitsluitend leeftijdgenoten, op het jonkie van 78 na. Met zijn tienen zijn ze hard op weg een millennium oud te worden, want wie denkt dat de lege stoelen aan het eind van de tafel suggereren dat er af en toe een het tijdelijke voor het eeuwige verruilt, heeft het mis: het zijn juist enkele kleinkinderen die schitteren door afwezigheid, en niet omdat zij hun oma niet willen zien, maar omdat zij gebrouilleerd zijn met hun ouders.

Dat laatste is goed voorstelbaar bij de man die de foute oom speelt, een poenig type dat steeds het script erbij moet pakken om te onthouden hoeveel kinderen hij nu ook alweer heeft (vier). De ongelukkige miljonair zit met het flink uitgedunde deel van de familie dat hem nog wel het licht in de ogen gunt het verst verwijderd van de bar, want daar staat de leuke oom, die druk doende is de catering te verzorgen. De reden voor deze verwijdering is het feit dat de foute oom voor niemand (inclusief zijn vrouw) enig gevoel koestert, behalve voor deze leuke oom, die hij veracht.

De regisseur staat weinig variaties op het script toe. Af en toe experimenteert hij met een scheiding, een nieuwe partner voor deze of gene, of een nauwelijks geloofwaardige familiecrisis waardoor een klein- of achterkleinkind er niet kan zijn, maar de tafelschikking bijvoorbeeld is heilig, evenals de exorbitante bierconsumptie aan de bar en het sherrybacchanaal dat zich aan de bejaardentafel voltrekt. Door de ijzeren regie hebben sommige acteurs zich zo langzamerhand volledig geïdentificeerd met de karakters die zij verbeelden. De man die de foute oom speelt bijvoorbeeld beheerst zijn horkerigheid inmiddels zo tot in de finesses dat ik me er iedere keer dat ik de set verlaat van moet vergewissen dat het hier een acteur betreft, en dergelijke lomperiken in het echte leven niet bestaan.

Wie de scènes die in de afgelopen twintig jaar zijn geschoten naast elkaar legt, ziet een zwartgallige komedie over een lief, onschuldig oud vrouwtje dat zelf geen spat verandert maar de familie om haar heen in rap tempo uiteen ziet vallen. Eens per jaar doet men alsof er niets aan de hand is, in de naïeve veronderstelling dat oude oma wel niks door zal hebben. De gelatenheid waarmee de meeste gasten niet meer tegen elkaar zeggen dan een mompelend “Hallo, feliesteerd” en een uitbundig “Tot volgend jaar dan maar weer!”, spreekt boekdelen. In één scène wordt de cynische analyse gemaakt dat als oma er niet meer is, ‘we die mensen nooit meer zien’. De goede verstaander heeft dan allang begrepen dat de kans dat ‘we die mensen nooit meer zien’ vanwege een of andere lullige familietwist vele malen groter is. Want oma, die wordt gewoon 120.

De eerste trailers van Oma Janssen: The Movie zijn binnenkort te zien op www.omajanssen.nl.

Begin en eind

‘Met mevrouw Zero.’
De stem aan de andere kant van de lijn kraakt. Niet door de verbinding, maar door ouderdom: mevrouw Zero, de moeder van vader Zero, is 96 geworden. Stokoud, stokdoof en stokkeblind, maar met geen stok dood te knuppelen.
Ik feliciteer haar met deze voorwaar niet geringe prestatie.
‘Zesennegentig al, oma!’
‘Jaha, dat heb je goed bijgehouden, hoor.’

Een telefoongesprek met oma gaat ongeveer zoals een gesprek vanuit Hilversum met Filemon Wesselink in New York: het duurt wat langer voor je woorden aan de andere kant aankomen, en als je gesprekspartner dan gaat praten terwijl je zelf nog aan het woord bent, wordt het voeren van een normaal gesprek lastig. Ook. Al. Praat. Ik. Ex. Tra. Lang. Zaam. En. Dui. De. Lijk. Luk.

Halverwege mijn lofzang op haar ouderdom, die uiteindelijk moet uitmonden in de onvermijdelijke vraag hoe het nu eigenlijk met haar gaat, onderbreekt oma me dan ook:
‘Zeg, hoe gaat het met je?’
‘Goed hoor!’, reageer ik enthousiast, alsof ik niet net zelf een vraag aan haar aan het formuleren was. Goed, dan gaan we het over mij hebben.
‘Wist u al dat ik een nieuwe baan heb?’

Stilte.
‘Nee?’. Het klinkt oprecht verbaasd.
‘Ja, maar nog maar net hoor. Ik ben net een week begon…’.
‘Dus niet meer aan de universiteit?’
‘Nee, niet meer aan de universiteit.’

Stilte.
De verwerking van deze nieuwe informatie zal waarschijnlijk wel wat tijd in beslag nemen. Niet wetend wat te doen met de stilte, vertel ik opnieuw dat ik nog maar net begonnen ben en dat ik dus…

‘Zeg, en wat ga je daar doen?’

Tsja. Hoe leg je aan iemand die de Eerste Wereldoorlog nog heeft meegemaakt uit dat je als webredacteur met een brugfunctie richting de ICT-afdeling een Content Management Systeem moet zien te optimaliseren?
Ik houd het erop dat ik ongeveer hetzelfde ga doen als aan de universiteit, niet dat ze zich daar ooit een voorstelling van heeft kunnen maken, en dat ik het eigenlijk nog niet zo goed weet omdat ik nog maar net begonnen ben.

‘En wanneer begin je?’, vraagt ze dan.