Kamelendrijver

Iedereen kent ze wel, de filmpjes van de zwemmer uit Equatoriaal Guinea die in het tempo van Sybrand Niessen op een dinsdagochtend in het Sportfondsenbad baantjes trok in het Olympisch zwembad, of de Ghanese skiër die voor het eerst echte sneeuw zag maar zich toch met ware doodsverachting van een berg stortte om zijn Olympische droom in vervulling te laten gaan. We kijken er met een mix van vertedering en ongemak naar, zonder er echt bij stil te staan hoe het eigenlijk kan dat het Afrikaanse continent, ondanks het fysiek van zijn inwoners, zo weinig medailles bij het zwemmen ophaalt. Meedoen is belangrijker dan winnen, of zo.

Verder lezen Kamelendrijver

Olympisch (2)

Wanneer Usain Bolt de 100 meter met twee vingers in de neus in 9.69 aflegt, kun je er wel gevoeglijk van uitgaan dat er geen mens op aarde is die dat sneller had gekund. Als, met de nadruk op het hypothetische karakter van dat woordje, als dus ik naar het snelwandelen zit te kijken, ben ik daar veel minder van overtuigd. Sterker nog, ik denk dat Usain Bolt geblinddoekt en met een loden bal om zijn beide enkels nog zou winnen, als hij zich maar zou verlagen tot de beoefening van de snelwandelsport.

Dat doet natuurlijk geen weldenkend mens. Het niveau van de sport ligt op zo’n bedroevend niveau dat alle deelnemers strompelend over de eindstreep komen, als ze die al halen. En dat heeft heus niets te maken met de vermeende zwaarte van de inspanning (ja, waarom ook 50 kilometer als 100 meter ook kan, dat kun je je inderdaad afvragen), maar alles met het feit dat de deelnemers geen van allen fatsoenlijk zijn voorbereid. Of heeft u in het Vondelpark soms wel eens een snelwandelaar zien trainen?

Er zijn overigens nog treuriger types dan de snelwandelaars, en dat zijn de scheidsrechters bij het snelwandelen. Die staan de godganse dag naar de grond te turen om te controleren of er niet toevallig één deelnemer is die midden in het peloton met twee voetjes van de vloer gaat – om zich na het constateren van deze doodzonde een weg door het deelnemersveld te banen om de delinquent een geel bordje voor te houden. Het zal je werk maar zijn.

Tsja, er worden ons deze weken nogal wat inferieure disciplines door de strot geduwd. En ik ga hier in de familiegelederen geen vrienden mee maken, maar ik reken het badminton hier ook toe.

Badminton, dat doe je op de camping met ome Piet die nog wel een setje in zijn caravan heeft liggen, door zijn vader gewonnen bij de bingo in 1960. Ome Piet kan er natuurlijk geen pepernoot van. Als de shuttle hem ter hoogte van zijn knie bereikt, probeert hij nog bovenhands terug te slaan. En omdat hij er niks van kan, word jij opgescheept met het racket waarvan het uiteinde van het tape heeft losgelaten, wat niet alleen heel onhandig vasthouden is, maar waardoor ook nog eens het zweet van de vader van ome Piet uit 1960 rechtstreeks je handen in loopt. Buiten is het druilerig weer, hoe kan het ook anders, want anders was je natuurlijk ook nooit gaan badmintonnen. Een veer blijft steken in je racket. Je verstuikt je enkel over een uitstekende boomwortel. Het spel eindigt wanneer ome Piet met een onbeholpen slag de shuttle tussen twee takken hoog in de boom heeft doen belanden.

Badminton. Of, zoals de beoefenaars ervan plegen te zeggen: een bed mínten. Als ik het op tv zie, denk ik ook wel eens dat die sporters doen alsof ze op de camping staan. Zo lang mogelijk overslaan, dat lijkt het devies, want zelfs Stevie Wonder ziet van 10 kilometer afstand dat negen van de tien slagen uit zouden gaan. En dat gaat dan eindeloos zo door, want in die hal staan natuurlijk geen bomen. Vreselijk.

Ach ja, het had erger kunnen zijn. Stel je toch eens voor dat het fenomeen ‘balsport’ niet had bestaan en we in een omgekeerde wereld alles met shuttles zouden doen. Hoe zou de wereld er dan uitzien, als Cristiano Ronaldo iedere week achter een verzwaarde baal kippenveren zou moeten aanrennen?

Olympisch

Ik ben een voetballiefhebber, en ik vind ook dat iedere man die na een wedstrijd als Nederland-Frankrijk op het EK vol trots liegt ‘O, was er een wedstrijd dan?’ direct onteigend moet worden, maar dat het voetbal op de Olympische Spelen een marginale rol vervult, vind ik eigenlijk wel mooi. Sowieso zijn sommige sporten dezer weken plotseling bloedstollend in plaats van zaaddodend, maar voor mij zijn de Spelen toch altijd eerst en vooral het feest van de ‘pure’ sporten, waarin de atleet op zichzelf is aangewezen en toevalligheden als graspolletjes en slechte scheidsrechters goeddeels uitgesloten zijn.

Welbeschouwd zijn de regels van het voetbal zo arbitrair als maar zijn kan: je hebt al een andere sport als je buitenspel afschaft, het doel vervangt door twee trainingsbroeken op de grond (zoals doordeweeks in het park), de inworp met de knie laat nemen of de spelers op klompen laat rondrennen. Bij de atletieknummers is dat doorgaans een stuk helderder: je hebt een mens, er is een afstand en wie die afstand het snelst overbrugt, heeft gewonnen. Of: je krijgt een kogel, discus, speer of dwerg in handen, en wie hem het verst gooit, heeft goud. Een man, een zandbak, en zie maar hoe ver je in die bak terecht kunt komen.

Bij het zwemmen is dat al een stuk minder. Het idee is best aardig: net als bij atletiek gaat het erom dat je zo snel mogelijk bij de finish bent, alleen moet je verplicht door het water. Leuk bedacht, maar dan krijg je schoolslag, vlinderslag, rugslag, vrije slag en dan ook nog eens wisselslag. Waarom? Laat ze zelf lekker uitmaken hoe ze door dat water gaan! Bij atletiek heb je toch ook niet de 100 meter kruipen, hinkelen, radslag, vrije loop en wisselloop? Ja, je hebt snelwandelen, maar dat is een verhaal apart.

Nee, al die disciplines bij zwemmen plus dan nog eens al die verschillende afstanden zijn er alleen maar om meer medailles te kunnen verdelen; probeer als hockeyer maar eens acht keer goud op dezelfde Spelen te halen. En er klopt nog iets niet aan dat zwemmen; door al die nieuwe pakken is het niet meer alleen de sporter, maar ook de fabrikant die de prestatie neerzet. Dus hup, uit met al die kledij en gewoon lekker zwemmen met zijn allen. Veel eerlijker. Of het het zwemmen als kijksport voor de mannen zal bevorderen betwijfel ik, maar de dames zullen ongetwijfeld niet klagen.

Datzelfde gelazer met voortschrijdende techniek heb je natuurlijk ook bij een quasi-rechttoe-rechtaan-sport als wielrennen. O wee als zo’n sporter doping gebruikt, maar als hij een fiets van zijn sponsor krijgt waardoor hij veel harder gaat, is er ineens niks aan de hand.

Nee, als een sporter dan toch een hulpmiddel mag gebruiken om van A naar B te komen, dan vind ik ook dat hij zelf zijn vervoermiddel moet maken en niet door externen geholpen mag worden. En dus pleit ik ervoor om alle disciplines van Te land, ter zee en in de lucht als olympische sport te erkennen; daar zijn de atleten tenminste zelf verantwoordelijk voor hun creaties. Ik bedoel, waarom nog zo’n wegwedstrijd wielrennen als er ook Fiets ‘m erin bestaat? Dat is toch veel eerlijker? En moet je eens opletten wat dat in de medaillespiegel met Nederland doet.