Singer-songwriter

Vorige week was er een jochie op tv dat de zanger van Di-rect bleek te zijn. Dat wil zeggen: de voormalige zanger van Di-rect, want hij had zojuist bekendgemaakt dat hij de band ging verlaten. Als reden daarvoor gaf hij op dat ‘het singer-songwriter’ hem toch meer trok.

Je hebt mensen die aardig kunnen zingen maar geen noot op papier kunnen zetten, laat staan een fatsoenlijke tekst, en je hebt mensen die gezegend zijn met een afgrijselijke stem maar die hun liedjes dan tenminste nog zelf geschreven hebben. Bob Dylan is het levende bewijs dat je daarmee weg kunt komen: mijn kat is gemiddeld nog zoetgevooisder, maar Dylans liedjes zijn zo goed, zo vinden sommigen althans, dat zijn monotone gedrein dat voor gezang doorgaat hem vergeven wordt.

Een singer-songwriter is dus iemand die liedjes schrijft en ze zelf vertolkt. Maar dat doet natuurlijk driekwart van de muziekwereld. Neem iemand als Robert Smith: schrijft muziek en tekst, speelt gitaar en zingt, heeft bovendien de meest gekwelde stem van allemaal, maar heeft altijd wel een paar mensen om hem heen met wie hij The Cure vormt, en dan schop je het als liedjesschrijver natuurlijk nooit verder dan gewoon zanger.

Een singer-songwriter is dus alleen, het liefst samen met zijn gitaar en dan jengelen maar. Een beetje zoals de zwerver voor de C&A, maar ja, die schrijft zijn liedjes dan weer niet zelf.

Iemand die liedjes schrijft en vertolkt en dat plezier met niemand wil delen: je zou zeggen dat je daarmee nog alle kanten op kunt, en dat deze beperkte vereisten weinig zeggen over de muziek die een singer-songwriter maakt. Dat blijkt ook wel als je op last.fm zou luisteren naar singer-songwriter radio, vermoedelijk net zo’n divers station als muziek van bands die door de luisteraars zijn aangemerkt als ‘seen live’. Maar daar moet je bij een singer-songwriter dus niet mee aankomen. Ooit ontstaan als misprijzende geuzennaam heeft het begrip ‘singer-songwriter’ zich ontwikkeld tot een heus genre. Werd je voorheen tegen wil en dank in dat verdomhoekje van de popmuziek gesmeten, nu zijn er mensen, ‘artiesten’ noemen ze zichzelf ook graag, die er vrijwillig in stappen.

Dat gaat dan meestal ook nog gepaard met de nodige pretenties, want waar een bandje gewoon plezier kan maken, maakt de singer-songwriter kunst met een hoofdletter K. Dag en nacht slijpt en schaaft hij moederziel alleen aan zijn liedjes, een troosteloos bestaan dat je je ergste vijand nog niet toewenst, maar de singer-songwriter zwelgt erin en dweept ermee, en zijn liedjes gaan dan ook vrijwel zonder uitzondering over dat vreselijke bestaan.

‘Ik heb het tien jaar enorm tof gehad met de jongens, maar wat ik zeg, het singer-songwriter trekt me op dit moment gewoon meer’, stamelde Akkerman, de tranen nu al in zijn ogen, nog voor zijn eerste plaat in zijn nieuwe hoedanigheid. Jongen jongen toch, dacht ik, neem jezelf toch niet zo ongelooflijk serieus. Je doet nu net als de wereldkampioen schaken die zijn sport op het toppunt van zijn roem vaarwel zei om de politiek in te gaan. Klaas-Jan Huntelaar kondigt morgen ook niet aan dat hij zich toch meer wil toeleggen op het vak van materiaalman, en ik ga ook niet ineens poëzie of een roman schrijven.

Hoewel ik wel een goeie singer-songwriter zou zijn. De vereiste zangkwaliteiten zijn in ieder geval dik in orde.

Gezwicht. Verlies.

In tijden van crisis leer je je vrienden kennen, en omdat nog wel eens uit het oog wordt verloren dat omgekeerd in tijden van crisis je vrienden ook jou leren kennen, leek het me een mooi moment om mijn Hyves-account om zeep te helpen. Vierenzestig familieleden, vage kennissen, oud-klasgenoten en een handjevol echte vrienden moesten het in de toekomst zonder mij doen.

Zij waren echter ook niet zo vriendelijk voor mij geweest. Nog altijd heeft bijvoorbeeld niemand de moeite genomen om de ISBN-nummers van zijn boeken in te kloppen en vriendschap met mij te sluiten op Librarything, terwijl de ongeletterden daar toch snel mee klaar zijn en het voor de bibliofielen een genot zal zijn om dit te doen.

Erger nog: de een na de ander, en vooral degenen die ik voorheen hoogachtte, werd lid van Twitter, het jaren geleden al dood gewaande afvoerputje van het internet – daar waar alle overtollige feiten en meningen die in de weblogwereld al worden uitgekotst ook nog eens worden ontdaan van hun laatste charme: een mooi, grappig of ontroerend begeleidend schrijven.

Honderdveertig tekens, daar moet je het per tweet mee doen. Eigenlijk niets anders dus dan sms’en, een al even stompzinnige bezigheid waarvan iemand ooit heeft bedacht dat het populair moest worden, alleen dan gratis naar de hele wereld en zonder gepiel met drie of vier letters die één toets delen.

Twitteren is heel eenvoudig. Om te beginnen hoef je alleen maar een iPhone te kopen, al kan ik niet precies uitleggen waarom dat nodig is; vroeger scheen het ook zonder te kunnen. Vervolgens meld je je aan, maak je een obligaat rondje langs al je virtuele kennissen en ga je ze volgen. Zo blijf je op de hoogte van onder andere hun stoelgang, hun reis naar het werk, hun werkdag, die zich overigens voor een belangrijk deel op het al genoemde Twitter afspeelt, en tot slot ook de televisieavond en het moment van slapengaan.

Daarnaast ben je verplicht om ook Francisco van Jole, beter bekend als @2525, en @MaximeVerhagen te volgen. Niet omdat je ze kent – aan Maxime Verhagen heb je normaal gesproken gewoon een schurfthekel – maar omdat het er nou eenmaal bij hoort. Je moet ook af en toe iets tegen een bekend persoon zeggen, wederom niet omdat je hem of haar kent, maar omdat het kan, en omdat ze ook nog wel eens iets terugzeggen, want ze willen graag een bekend persoon blijven en bekende personen moeten met de gewone mens in contact treden, en jij als gewoon mens hebt dan met een bekend persoon getwitterd, en dat ziet ook meteen iedereen, gewone én bekende mensen, en dat is dan leuk.

(?)

Om kort te gaan, nu ik er eenmaal op zit hoef ik ook nooit meer iets uit te leggen of mijn best te doen op mooie zinnen, bovendien mag het niet van Balkenende, dus dat lijkt me al reden genoeg: @iamzero zit ook op Twitter.

Wat natuurlijk niet wil zeggen dat ik ook aan die flauwekul mee ga doen. Tijdens mijn eigen obligate rondje langs virtuele kennissen raakte ik hevig onder de indruk van het profiel van @zezunja. Zelf maar dertien mensen volgen en dan door twintig gevolgd worden terwijl je, en daar zou de rest van de wereld een voorbeeld aan mogen nemen, zelf niks te melden hebt. Respect.

Na luttele uren is de tussenstand bij mij 9-6 in mijn nadeel. Of eigenlijk 9-7, want één zekere zerovolger schijnt vanavond bij haar vader op bezoek te zijn. Maar ik vertrouw er toch op dat er in deze woelige tijden nog wel meer mensen behoefte hebben aan leegte, rust en stilte. Aan zero, that is. Wie volgt?

Blijf van mijn life

Er was hier laatst een of andere JvT die van mening was dat ik mijn stukjes maar beter in een roze dagboekje met zo’n slot erop kan schrijven als ik zeg dat ik mijzelf waarschijnlijk ook niet zou lezen als ik niet alles wat hier geplaatst wordt zelf zou schrijven. Dat is natuurlijk een beetje de wereld op zijn kop, Jan. Zelf vind je het naar eigen zeggen ‘heerlijk’ om gelezen te worden, en als ik zo eens wat bij je rondlees kan ik me voorstellen dat je blij bent met iedere lezer, maar ik heb niemand gedwongen om hier te komen hoor. Mijn schuld is het niet.

Nu is niets menselijks mij vreemd en wordt dus ook mijn ego best gestreeld door de horden fans die iedere dag langskomen om bevestigd te zien dat ik het de laatste tijd drukker heb met andere dingen (voor die mensen heeft God overigens de RSS-feed uitgevonden), maar dat wil nog niet zeggen dat ik ook ineens iets te melden heb. Ik schrijf in het volle bewustzijn dat ik zelden iets meemaak wat de moeite van het delen waard is, en dat mijn mening er ook maar één (te veel) is.

Een nul, met andere woorden, net zo min als u (en legt u dit staaltje filosofische diepgang vooral naar eigen voorkeur uit: ik ben het niet, of u bent het ook).

Daar zouden meer loggers nou eens een voorbeeld aan moeten nemen. Hoeveel suffe kantoorklerken er niet zijn die denken dat ze een interessant genoeg leven hebben om ons er een ruimhartige blik in te gunnen, en dan nog denken dat we van dit genereuze aanbod gretig gebruikmaken ook. Helemaal tenenkrommend wordt het wanneer er misplaatste literaire pretenties bij komen kijken, en iemand bijvoorbeeld niet opschrijft ‘Ik bestel nog een biertje’ maar ‘Ik hoor mijzelf nog een biertje bestellen’, want o, de getormenteerde loggersziel heeft zichzelf niet geheel onder controle en beschouwt alles van een afstandje, verbaasd over zijn eigen handelen. Wat een flauwekul: wie bier bestelt, doet dat vol overgave, of niet.

Of: ‘ik zie mijzelf een drol leggen’ in plaats van ‘ik leg een drol’. Ik zie mijzelf persoonlijk nooit een drol leggen – ik zit er meestal pal boven en voel dan meestal veel aandrang, behalve om naar beneden te kijken. Ik hoor mijzelf dan meestal wel een drol leggen, en ik voel mijzelf ook een drol leggen, maar bovenal vraag ik me in zo’n geval af waarom je niet kunt zeggen dat je jezelf een drol ruikt leggen, terwijl de geur toch is waar het om gaat bij het faxen met Darmstadt.

Maar het kan nog erger, want voor wie het loggen nog niet persoonlijk genoeg was, is Twitter uitgevonden. Het idee achter dit ‘microbloggen’ is simpel: alles wat je doet, krabbel je op, en zo kun je je leven van minuut tot minuut met de wereld delen. Onvoorstelbaar dat er mensen zijn die dat doen, en nog onvoorstelbaarder dat er mensen zijn die anderen op die manier volgen.

Mijn dag op Twitter zou er ongeveer zo uitzien:

7.18 uur: de wekker gaat, althans volgens het KNMI op dit tijdstip
7.27 uur: eerste snooze
7.36 uur: tweede snooze
7.54 uur: vierde snooze (ja, u hoeft niet alles te weten)
7.55 uur: Darko begint zijn act die hij van YouTube heeft afgekeken; na vier halen in mijn oor sta ik op
8.02 uur: guttegut, wat is de douche weer lekker warm vandaag
8.20 uur: bammetjes smeren
8.45 uur: “Dames. En. Heren! De. Intercity. Naar. Amsterdam Sloterdijk. En. Amsterdam Centraal. Van. Acht uur vijfenveertig. Vertrekt over. Enkele minuten.”
8.46 uur: “Van spoor 3a.”
9.17 uur: Eerste levensbedreigende mok (dank aan ZigZag) automatenkoffie
10.43 uur: Ik geloof dat Twitter meer iets is voor mensen die niet zoveel uitvoeren op het werk
14.32 uur: Wat zou ik ook over een werkdag moeten zeggen?
18.12 uur: Aankomst thuis
18.14 uur: En ja hoor, daar is-ie dan, de langverwachte bolus! Een volmaakte C, met de nootjes van gisteravond er nog tussenuit stekend (ik kijk pas naar beneden als het volbracht is)
20:12 uur: Wat zijn Fokke & Sukke toch onvoorstelbaar niet grappig

Et cetera et cetera, ad infitum.

Nu kan ik me nog voorstellen dat u momenteel een lichte glimlach moeilijk kunt onderdrukken, maar als u bedenkt dat iedere dag er zo uitziet, zal het lachen u snel vergaan. Bovendien hoeft het allemaal niet eens waar te zijn. Natuurlijk zijn Fokke & Sukke oervervelend, laat daarover geen misverstand bestaan, maar ik kan me bijvoorbeeld niet herinneren wanneer ik voor het laatst nootjes heb gegeten.

Nee, ik blijf mij wel richten op zaken die tot algemeen nut ende vermaeck strekken. En voor degenen die later spijt krijgen van al hun openhartigheid, en dat zullen er velen zijn, heb ik al een gat in de markt bedacht: het Blijf-van-mijn-Life-huis.