Jobs

Toen Bill Gates de wereld in de jaren negentig écht veranderde en de mensheid de geneugten van het internet ontdekte vanachter de Windows-pc (ondertussen een gezond wantrouwen koesterend jegens de multimiljardair van de monopolistische producent Microsoft), was Apple een zieltogend bedrijfje waar alleen architecten en vormgevers nog bij zwoeren. Voor mij als student-redacteur waren het gouden tijden, want in de conversieslagen die vereist waren om mijn teksten op het scherm van een Mac te krijgen, gingen steevast alle diakritische tekens verloren, wat mij de nodige correctie-uurtjes opleverde.

‘Intuïtief’, heette dat dan geloof ik.

Denk ik aan Steve Jobs, dan denk ik al snel aan Godwin, dus ik zal moeten oppassen met mijn vergelijkingen. Maar ik zie wel aanhangers die kritiekloos achter hun ene leider aan lopen zoals alleen de grootste godsdienstwaanzinnigen dat kunnen, en die vind ik per definitie verdacht. Vaak wordt gezegd dat Apple een religie is, maar ik zou het eerder een achterlijke en kwaadaardige ideologie willen noemen.

Wanneer iemand zich in een commercial gelijk stelt aan mensen als Albert Einstein, Mahatma Gandhi en Martin Luther King (maar wonderlijk genoeg niet eens Ivo Niehe), dan vinden we dat normaal gesproken aanmatigend, maar in het geval van Steve Jobs noemen we het nu briljant. ‘Think different’: een slogan die minder van toepassing is op het keurslijf waar de inwoners van de heilstaat Macintosh in worden geperst, is nauwelijks denkbaar. Het curieuze: het volk accepteert zonder morren de extreem hoge accijnzen, betaalt met liefde voor iets wat in de rest van de wereld gratis is, begrijpt waarom er geen filmpjes in het verderfelijke Flash afgespeeld kunnen worden en vindt het een eer wanneer een app wordt afgewezen voor de heilige App Store.

Of is murw gebeukt door de sluwe, nietsontziende propagandamachine van de overheid, dat kan natuurlijk ook.

Het meest vernieuwende aan de producten die Apple het afgelopen decennium op de markt bracht, was behalve het fraaie design toch meestal vooral de aanschafprijs, en juist die geeft Alex en Sylvia dat gevoel van rijkdom dat een koper van een Apple-product op onverklaarbare wijze schijnt te overvallen. Apple is er onder leiding van Steve Jobs in geslaagd de massa te bedwelmen en haar veel te dure apparaten tot felbegeerde objecten voor iedereen te maken. Met die producten op zich kan dan ook weinig mis zijn, en met de gemiddelde bezitter evenmin.

Voor de gemiddelde bezitter was Steve Jobs echter irrelevant, zoals men altijd weinig op had met Bill Gates. Vraag op straat naar de oprichters van Google, toch een tikkeltje invloedrijker dan Apple, zou ik zo denken, en men moet het antwoord schuldig blijven. Maar Steve Jobs bracht ook Alex en Sylvia voort, de welhaast sektarische adepten die het Apple-evangelie te vuur en te zwaard verdedigen en daadwerkelijk vinden dat Steve Jobs de wereld beter heeft gemaakt. De groteske eerbetonen van de afgelopen dagen getuigen daarvan.

Albert Einstein zette de wetenschap op zijn kop, of zijn theorie nu achterhaald is of niet. Mahatma Gandhi toonde de wereld vreedzaamheid en Martin Luther King deed iets voor negers. Steve Jobs, hij ruste in vrede overigens, daar niet van, vond geen oplossing voor de honger in Afrika en deed weinig tegen kinderarbeid in Azië. Nee, hij maakte strikt genomen volslagen overbodige hebbedingetjes voor de elitemassa. Als hij de wereld al veranderde (ik zou zeggen: zijn bedrijf), dan door bakken met geld te verdienen aan het prikkelen van menselijke gevoelens als hebzucht en superioriteitsgevoel.

Brise No Flush

In de tijd dat we onze behoeften met het twaalfkoppige gezin nog gewoon in een hoek van de huiskamer deden, moet de toiletverfrissingsindustrie een keiharde business zijn geweest. Maar zoals e-mail de postduif en later de brief overbodig maakte, het vliegtuig de trekschuit in de vergetelheid deed belanden en de mp3 het cassettebandje, de langspeelplaat en de cd degradeerde tot producten voor achterhoedestrijders, zo zou je denken dat de uitvinding van de wc met doorspoelmechanisme de doodssteek betekende voor de toiletverfrisser.

De poep stinkt, dus spoelen we haar weg, luidde de even simpele als doeltreffende gedachte.

Dat was echter buiten de geurfascisten van Brise en Ambi Pur gerekend; die vechten al decennia, en nog met succes ook, voor een onbegrijpelijke zaak. Ik bedoel: als het nu in het hele huis gewoon ruikt zoals het ruikt, namelijk neutraal, hier en daar misschien opgefrist met een bloemetje, maar misschien ook niet, waarom moet het dan uitgerekend op de enige plek waar je lekker ongegeneerd gaat zitten stinken, ruiken naar een slechte imitatie van een lavendelveld? Ik ben vaak genoeg in Zuid-Frankrijk geweest, maar nooit heb ik bij de aanblik van een veld vol paarse struikjes de aanvechting gevoeld om een potje te gaan schijten – althans, niet als gevolg van die struikjes.

Onzin dus, tenzij de mensen rijendik staan te wachten om het walmhalla dat je achterlaat direct te betreden, omdat zij niet in staat zijn om even een kwartier een beroep op hun zindelijkheid te doen, tot de stank is weggetrokken. Bij mij thuis is dat meestal niet zo, maar voor die mensen, die het eigenlijk niet verdienen, laten we wel wezen, zou je eventueel zo’n toiletblokje in de pot kunnen hangen dat na het doorspoelen zijn werk doet. Op een ander moment hoeft niet, want dan wordt er immers ook geen stank geproduceerd. Een andere optie is om een na de defecatie te hanteren spuitbus te plaatsen, maar dit vereist zowel discipline als doseringsvermogen van de poeper – eigenschappen die beide dungezaaid blijken.

Voor de goede orde: ik vind de vermenging van authentieke stront (een eerlijk product, zegt men dan tegenwoordig) met zo’n kunstmatig frisse geur maar niks. Niets weerzinwekkender wat mij betreft dan de weeïge lucht van toiletverfrisser na een grote boodschap, die alleen maar de fantasie op hol doet slaan over de godsgruwelijke, op de achtergrond nog aanwezige stank van de doorgespoelde bolus die verbloemd moet worden – je hoeft geen schaker te zijn om te weten dat de dreiging vele malen erger is dan de uitvoering.

Maar je hebt ook mensen die willen dat het altijd naar lavendel ruikt in de wc, dus niet alleen als het nodig is. Voor hen heeft de mens rond 4300 voor Christus het lavendelzakje uitgevonden. Brise heeft daar ruim 6000 jaar later een verbetering op gevonden en maakt nu reclame voor een toiletverfrisser “die werkt als je doortrekt, maar ook als je dat niet doet”. Want dat scheelt weer een handeling, of zo. Of: terug naar dat middeleeuwse gevoel.

Welnu, ik ben nu bijna een week terug van vakantie en kijk inmiddels aan tegen een mesthoop waarmee je het hele Binnenhof zou kunnen opblazen, maar kan u verzekeren dat het nog altijd verre van aangenaam riekt. Dus of ik gebruik het product niet zoals bedoeld, of de fabrikant heeft in al zijn overmoed mijn metabolische processen enigszins onderschat.

Toiletverfrisser die óók werkt als je niet doortrekt: het enige voordeel ten opzichte van het aloude lavendelzakje is dat dat inderdaad niet meer werkt als je het door de plee spoelt. Maar dat begreep ik al, meneer Brise.

Schijtziek word je van dit soort producten.

Product van het jaar

Spa Lemon Cactus is voor mij toch een beetje de Milli Vanilli onder de frisdranken. Al in de winkel ontstaat gerede twijfel of het eigenlijk wel zo lekker is, tijdens het drinken wordt dat bevestigd maar is het nog redelijk te verdragen, maar uren nadat je je glas geleegd hebt kom je er pas echt achter hoe ongemeen hard je in de maling bent genomen.

De eerste keer dat ik een fles Spa Lemon Cactus kocht, was het omdat mijn nieuwsgierigheid naar de smaak van cactus geprikkeld was. Voorheen had je immers Spa Lemon, zonder Cactus, en dat zag er ongeveer hetzelfde uit en was best te hachelen. Ik kwam bedrogen uit: Spa Lemon Cactus bestaat bijvoorbeeld voor 12,5% uit appelsap, maar voor slechts 0,1% (eenduizendste!) uit cactus – en dat is dan waarschijnlijk nog gewoon de prik. Nu begrijp ik dat ze het goedje liever niet in de markt zetten als Spa Lemon Ascorbinezuur of Spa Lemon Acesulfaan K, maar dat zou minstens zo veel recht doen aan de smaaksensatie die je beleeft als nu met Spa Lemon Cactus.

Enfin, ik ben er dus weer eens ingetuind.

Maar nu komt het: bij het inschenken van het eerste (achteraf inderdaad teleurstellende) glas ontwaar ik een logootje dat zegt dat ik hier het Product van het jaar 2011 in handen heb. We zijn nog niet eens halverwege, en dat durven ze nu dus al met zekerheid te stellen. Sterker nog, het gaat om het Gekozen Product van het jaar 2011, dus er moet ook nog een verkiezing aan vooraf zijn gegaan, en vervolgens moesten de etiketten nog aangepast worden – kortom, maanden geleden, misschien zelfs nog in 2010, moet Spa Lemon Cactus al voorgedragen zijn als potentieel product van het jaar 2011.

In Duitsland is zoiets ondenkbaar. Gelet op hun sportprestaties kijken onze oosterburen wel link uit om de EHEC-bacterie al in de Tagesschau van 31 december uit te roepen tot gevaarlijkste bacterie van 2011 – je weet immers nooit wat er nog allemaal kan gebeuren in die laatste vier uur. Ons echter kan geen tsunami op Tweede Kerstdag (2004), en geen einde van een wereldmacht op Eerste Kerstdag (1991) van het onzalige idee afbrengen om de eerste ruwe versie van onze jaaroverzichten al rond Sinterklaas te monteren.

Als Spa Lemon Cactus het Product van het jaar is, zal 2011 frisdrankgewijs wel schraaltjes verlopen, concludeerde ik. De soda-sommeliers zouden wel unaniem geweest zijn in hun oordeel dat 2011 een slecht oranginajaar is. Echter, nergens stond vermeld dat Spa Lemon Cactus Product van het jaar in de categorie frisdranken was; misschien was het wel in de categorie Beste cactusproduct of Beste toepassing van natuurlijke citroen- en quassia-aroma’s. De website www.productenvanhetjaar.nl levert het ontnuchterende antwoord: er zijn helemaal geen categorieën, maar er zijn wel talloze Producten van het jaar; 24 in totaal. Dat hadden dus ook 24 verschillende frisdranken kunnen zijn. Sterker nog: niet Spa Lemon Cactus blijkt Product van het jaar te zijn, maar die hele fokking reeks Spa Fruit met wel zeven smaken.

Uit het juryrapport citeer ik:

De koolzuurhoudende producten zijn beschikbaar in 7 smaakvarianten variërend van breed bekende smaken als orange en apple alsook unieke combinaties als lemon-cactus en pink grapefruit.

Dat lemon-cactus met die 0,1% cactus als combinatie wordt gepresenteerd is dus al dubieus, maar wat ik niet wist, is dat Spa Pink Grapefruit (nieuw!) ook een mix van smaken is. Eigenlijk ook wel logisch: de drank is helemaal niet roze, maar neigt meer naar rood, en dat komt dus door de bloederige stukjes pink die erin verwerkt zijn. Ook al vormen de pinkresten maar 0,1% van het totaal, door mijn slokdarm komt geen druppel Spa Pink Grapefruit meer.

Ik zeg: boycotten die handel. Die tubes van Calvé lijken me sowieso geen lang leven beschoren; we moeten er toch wel voor kunnen zorgen dat ze als Product van het jaar 2011 niet eens het einde van het jaar 2011 halen?

(P.S. Ik riep al eens op tot het boycotten van Honig nieuwe stijl; dat lijkt ook gewerkt te hebben)

Smeerbaar

Roomboter. We weten het allemaal: het smaakt gewoon naar boter, maar omdat het zo kut smeert, is het ergens toch lekkerder. Dat is een heel normaal menselijk principe, dat je iets beter waardeert naarmate je er meer moeite voor hebt gedaan. En wat brengt ons dan de vrije markteconomie? Koelkast smeerbare roomboter. Smaakt nog steeds hetzelfde, maar is toch lekkerder (want roomboter), alleen nu zonder het ongemak van het kutte smeren. Noem het vooruitgang.

Maar: koelkast smeerbaar! Wat dat nu weer voor constructie?

Kijk, mensen die van huidkanker houden, zijn niet zomaar bruin, maar zonnebankbruin. ‘Zonnebank’ is dan een verfijning op de almachtige rijkdom van het begrip ‘bruin’, zodat we direct weten over welke schakering van deze smeerpoetserijkleur, die hopjesvla, fecaliën en dus huidkanker in zich verenigt, we het precies hebben. Je kunt daar eindeloos in variëren: zonnebankbruin, huidkankerbruin, driesroelvinkbruin of torremolinosbruin verwijzen allemaal naar hetzelfde, maar het zou nogal vreemd zijn om een huidteint aan te duiden als fritzlbruin, naar de kinderen van opavader Fritzl die hun leven lang in een kelder hebben doorgebracht.

Het idee van roomboter die je in de koelkast bewaart, is dat je een brok graniet kweekt waar Cristiano Ronaldo nog geen deuk in kan schieten. Pas na drie uur op de verwarming kun je met een hamer en een beitel voorzichtig proberen de eerste bres in het massief te slaan. Eén ding moet duidelijk zijn: de koelkast voegt in het geheel niets toe aan de smeerbaarheid van de roomboter, en heeft hier zelfs, als het een koelkast is die doet wat-ie moet doen, namelijk koelen, een negatieve invloed op. Van echte koelkastsmeerbare roomboter zou je dus mogen verwachten dat het rotter dan rot smeert, maar wat blijkt? Als je zo’n pakje koopt, blijkt er een substantie in te zitten die nog net niet vloeibaar is.

Ondanks het een toch het ander: reclamemakers hebben bedacht dat je dat best in één begrip kunt vatten, en geven daar zoals het hoort natuurlijk weer een gratis foute spatie bij weg. Zo is de wasverzachter van Silan tegenwoordig droogtrommel spatie fris. Welnu, liefhebber van frisheid die ik ben, heb ik mij direct enkele uren in mijn droogtrommel opgesloten, maar ik kan u verzekeren: daar is niks fris aan. Het is er niet pluis, in de droogtrommel.

Het zal een dolle boel worden als we allerlei samenstellingen kunnen maken waarbij het eerste deel niet langer uitsluitend een beperking van het tweede deel kan zijn, maar ook een uitbreiding, zonder dat direct duidelijk welke van de twee opties bedoeld wordt. Als Ariel straks komt met varkensfris, en dat irritante wollige kutbeertje van Robijn naast lentefris ook ineens herfstfris gaat aanprijzen, hoe moeten we dat dan uitleggen? Nog maar te zwijgen over de ambiguïteit van het begrip ‘fris’, dat natuurlijk ook nog naar een temperatuur kan verwijzen (‘nu ook op 15 graden varkensfris!’).

Een welverdiend biertje na een lange week vruchteloze arbeid? Rotweekverrukkelijk.
Dion Graus die het opneemt voor de dieren? Wildersvredelievend.
En je vrouw die zogenaamd geen zin heeft? Hoofdpijngeil.

Wat zeg ik? Koelkastsmeerbaarboterhoofdpijngeil.

Utker

Woensdag 30 september 1970 is een heuglijke, of op zijn minst overgetelijke dag in de Nederlandse geschiedenis, of die van de mensheid, for that matter. Rond de klok van vier in de middag, Roemeense dan wel Nederlandse tijd, dat is niet geheel duidelijk, wordt geheel onverwacht maar per definitie zeer terecht voor 10.314 aandachtige toeschouwers, het kunnen er ook 10.315 geweest zijn, de kersverse winnaar van de wereldbeker voetbal uitgeschakeld door een elftal filamentgarenspinners, kantklossers en macrameeërs uit het textielstadje Arad. Het mooiste van deze vernedering aller vernederingen is niet zozeer de nietigheid van de tegenstander, alswel de armzaligheid van hun naam:

UT Arad.

Prachtig. Alleen de grootste oetlullen kunnen verliezen van UT Arad, en wat is het heerlijk om je hele ziel en zaligheid in dat OET te leggen als je een willekeurige Feyenoorder aan dit legendarische verhaal herinnert – ook al is UT natuurlijk stiekem een afkorting. Geen haar op je hoofd die eraan denkt om UT uit te spreken als ‘ut’ of ‘u tee’; die hoofdletters staan er juist voor extra nadruk – OET!

Zo heb je ook Dr. Oetker. Eveneens een prettige naam die me altijd voor de producten van Dr. Oetker heeft ingenomen. Dr. Oetker, als kind maak je daar natuurlijk al gauw Dr. Oetlul van, maar als je er wat langer over nadenkt kom je tot de conclusie dat Dr. Oetker een vriendelijke man moet zijn geweest, waarschijnlijk een weinig getalenteerde arts die zich na enkele ongelukkige akkefietjes met fatale gevolgen voor de patiënten maar op de gezonde levensmiddelen is gaan storten. Voorkomen is beter dan genezen, moet hij gedacht hebben.

Maar nu is Dr. Oetker ineens Dr. Utker geworden! Zomaar, van het ene op het andere moment! Normaal wordt in dit soort gevallen een soms wel jarenlange campagne gelanceerd om de naamswijziging bekend te maken, zie bijvoorbeeld de Postbank, maar bij Dr. Utker is een of andere utlul zo utmoedig geweest om te bedenken dat een kennisgeving aan het publiek niet nodig was. Het staat zelfs niet tussen de veelgestelde vragen. En nu worden we dus de godganse avond platgegooid met reclame voor pizza’s en zutte tutjes van Dr. Utker.

Waar is de tijd gebleven dat de Duitstalige reclames, waar, toegegeven, een geil nasaal ‘Ötkah’ wel op zijn plaats is, eenvoudigweg integraal vertaald werden en besloten met een welgemeend OETKER? Ik bedoel, dat staat er toch gewoon? Denken ze nou werkelijk dat het supermarktpersoneel begrijpt wat je bedoelt als je om de pannenkukkenmix van Dukter Utker vraagt? Die zal wel Koopmans bedoelen, denken ze dan.

Ik wil mijn Oetker terug!

Crisiscrisis

Als ik vroeger jeuk aan mijn linkerteen had, een slecht cijfer op school haalde of gewoon verdrietig was – zaken die zich overigens stuk voor stuk slechts zeer sporadisch voordeden – dan weten mijn ouders dat steevast aan een gebrekkige nachtrust. Kennelijk vonden zij dat het enige, of anders wel het belangrijkste waar het in mijn opvoeding nog aan schortte. Het maakte niet uit waarover ik klaagde, altijd was het: “Dat komt omdat je niet op tijd naar bed gaat!”

“Doordat, niet omdat!”, zei ik dan, en dan moest ik altijd meteen naar bed, wat ik vervolgens niet deed, zodat we hetzelfde toneelstukje een dag later weer konden opvoeren.

Anno 2009 hebben we de economische crisis die de oorzaak, niet de reden, van alles is. De maandagen zijn zwart als nooit tevoren en er wordt tegelijk gedreigd met massa-ontslagen en langer doorwerken. Minder vakanties geboekt? Schuld van de crisis. Minder files op de Nederlandse wegen; komt door de crisis. Olifant valt in droge gracht – in tijden van voorspoed had daar minstens drie meter water in gestaan.

De crisis zelf lacht intussen natuurlijk in zijn vuistje om al die aandacht: hij spint er alleen maar garen bij. Afgezien van zijn schrikbarende voorkomen heeft de economische crisis wel meer overeen met Geert Wilders: hoe meer aandacht je hem geeft, hoe groter hij wordt. Elke maatregel tegen zijn heerschappij begroet de crisis met een bulderlach, want maatregelen tegen de crisis zullen alleen maar de aandacht vestigen op het feit dat het crisis is. Het gaat allemaal om vertrouwen, en we weten allemaal dat je iemand die alles uit de kast haalt om je zijn vertrouwen te laten winnen vooral heel erg moet wantrouwen.

De reclamemakers van C&A bewijzen de Nederlandse economie wat dat betreft bepaald geen dienst met hun nieuwe slogan C&A, juist nu. Wat nou ‘juist nu’? Ik heb nog nooit de aanvechting gehad om vrijwillig voor joker te gaan lopen, dus waarom zou ik me, als komend jaar kennelijk mijn baan op de tocht staat, ineens voor € 3,50 in een vormeloze hobbezak moeten hijsen als een soort Hans Spekman-lookalike? Omdat het mag? Ach, flikker toch op met je ‘juist nu’; als er iets is wat we juist nu moeten doen, dan is het wel met zijn allen naar de P.C. Hooftstraat gaan om al ons spaargeld er in één keer doorheen te rammen.

Maar nee, ons bin zunig; de PC trekt 32% minder klanten en de Nederlander slaat zich, dixit de Volkskrant op haar voorpagina, mind you, door de crisis met bitterballen en kroketten.

Dit nieuws van de revival der oersnacks vind ik hartverwarmend. We waren bijna vergeten hoe het is om de kleine dingen in het leven te waarderen. In eerste instantie heeft het nog iets treurigs en onwennigs, als je in de supermarkt je laatste centjes bijeenschraapt en ziet dat je nauwelijks genoeg hebt voor een Van Dobben groentecroquet®. Maar dan kom je thuis en zie je de glinstering in de ogen van je vriendin, die haar handen al zit te warmen boven het frituurvet, want zo is het natuurlijk ook nog eens: je hebt voor even ook weer een beetje verwarming in huis.

Jan Everse is ook een man die de waarde van de bitterbal op de juiste waarde weet te schatten. Toen hij na een wedstrijd van zijn club FC Zwolle werd overgeslagen door de man die met de bitterballen rondging, liet hij deze lomperik volkomen terecht alle hoeken van het spelershome zien. De club kwam met het ongeloofwaardige verhaal dat het helemaal niet om bitterballen maar om kaas en worst ging, in welk geval de reactie van Everse inderdaad nogal overdreven zou zijn geweest, en ontsloeg de trainer.

Ik neem aan dat die man nu een beroep kan doen op de 20 miljard van Wouter Bos.

Hoera, de kneuterigheid is terug, en dat komt, hoe kan het ook anders, door de crisis. Van mij mag-ie nog even blijven.

Folder

Het was weer zo’n week waarin de folderbezorger eerst drie uur met zijn moeder aan de keukentafel had moeten staan vouwen alvorens hij aan zijn ronde kon beginnen, met als doel de enorme stapel papier over een paar honderd huishoudens te verspreiden, om daarvandaan via de knusse huiselijke papierbak veelal ongelezen, zinloos besteld zou je kunnen zeggen, weer herenigd te worden in de kille publieke papiercontainer, waarna er weer nieuwe reclamefoldertjes van gemaakt konden worden.

De treurige cyclus van reclamemateriaal: de zin van ons bestaan in een notendop.

Een groot pakket vol met leugens was het, dat ongetwijfeld met een doffe dreun op de deurmat was gecrasht geland. Bij de elektronicawinkel kon ik een gratis mobiele telefoon afhalen. De folderbezorger zocht iemand die zijn baantje kon inpikken. En van de kruidenier moest ik geloven dat 2 euro 29 voor een doosje pitloze witte druiven een uitermate schappelijke prijs is. Bij aankoop van vijf doosjes pitloze witte druiven werden bovendien voetbalplaatjes in het vooruitzicht gesteld, met als gevolg dat de pitloze witte druiven de rest van de week niet meer aan te slepen waren.

Mensen geloven die dingen, vandaar die troep iedere week.

Maar deze keer zat er ook iets om te lezen bij. BELANGRIJK en LEVENSBELANG, stond er op de voorkant van het blaadje; een leugentje dat ik de makers onmiddellijk vergaf toen ik begon met lezen. Zoals u weet ben ik dol op lezen, maar heb ik het niet zo op non-fictie. Dit boekje was weliswaar licht filosofisch van aard, maar de kern werd gevormd door een krankzinnig verhaal over een aarde waar de evolutie zoals we die dagelijks ervaren niet bestond, maar die bestuurd werd door een almachtig soort Superman – alleen dan een onzichtbare.

Dat kunnen alleen de allergrootste literatoren: de alledaagse werkelijkheid in een compleet ander daglicht plaatsen door één radertje van de machine te veranderen.

Eveneens literair zeer hoogstaand waren de vele interne verwijzingen die in de amper zes pagina’s van het boekje verpakt waren. In hoofdstuk 1 bijvoorbeeld, getiteld Onze gedachten bepalen wat we zien, wordt een klein jongetje aangerand door een boswachter, een gebeurtenis die symbool staat voor het feit dat de feiten waarvan wij denken dat we ze objectief waarnemen voor een belangrijk deel bepaald worden door onze eigen subjectieve gedachten. Een beetje een open deur, maar wel op een opvallende manier inzichtelijk gemaakt. Maar in hoofdstuk 5, Een paar feiten, komt de auteur dan plotseling met zogenaamd feitenmateriaal om zijn absurde Supermantheorie te onderbouwen. Wat zou de schrijver toch met deze paradox bedoelen?

Enfin, oordeelt u zelf.

Ik was in ieder geval bijzonder verguld met dit blaadje, en wie schetste dan ook mijn verbazing toen een gelegenheidsbloggerscollectief iedereen opriep om het terug te sturen naar de maker? Er werd zelfs een hele website voor ingericht. ‘Uitermate bezwaarlijk’ vonden ze het, dat iets wat niet waar was ‘opgedrongen wordt tot achter de voordeur’. Nee, dat geldt natuurlijk helemaal niet voor de Bonusfolder van Albert Heijn.

Ik heb er dus niet aan meegedaan. Iets met een ISBN-nummer gooi je gewoon niet zomaar weg, dat doe je niet.

Bovendien: wat nou spam? Jaargang 1, nr. 1 stond er op de voorkant. Of bestaat het blaadje misschien al honderd jaar en moeten we dit symbolisch opvatten?