Die moeder

Ja, en die moeder is er natuurlijk ook gloeiend bij. In je eigen huis wordt vierentwintig jaar lang je dochter in de kelder, later omgebouwd tot kindercrèche, vastgehouden, en je hebt er nooit iets van gemerkt. Ammehoela!

Kijk, de man van de eenentwintigste eeuw heeft dan nog zijn computer waar hij meer aan verknocht is dan aan zijn eega, goddank staat de mijne in de huiskamer, mijn computer dan, niet mijn eega, die staat natuurlijk aan het aanrecht, enfin, ik dwaal af, maar wat zei Josef Fritzl in 1984 iedere avond als hij afdaalde naar, en vervolgens in, gadverdarrie, dat streep ik door, zijn dochter, en zijn vrouw logischerwijs vroeg wat hij ging doen, en waarom hij niet gezellig op de bank naar de tv-première van Ghostbusters kwam kijken? Onmogelijk kon hij aankomen met zijn Commodore 64, want dat was de hele tijd PRESS PLAY ON TAPE, en bij de derde SYNTAX ERROR had je daar wel weer genoeg van. Dat hield je geen uur vol, laat staan vierentwintig jaar.

Vierentwintig jaar lang vroeg Rosemarie Fritzl op zondagavond aan haar Josef, want dat doen alle vrouwen, “Hè schat, wanneer gaan we weer eens lekker met vakantie of gewoon een weekendje weg?”, en nooit kon het, want Josef had een aantal monden te voeden.

Nooit fronste Rosemarie haar wenkbrauwen bij het aanschouwen van de rekeningen van het waterleidingbedrijf, waarbij het wel leek of er ieder jaar meer mensen water van de Fritzls aftapten. Nooit zette ze vraagtekens bij de grote hoeveelheden boodschappen die Josef mee naar huis bracht, of verwonderde ze zich over het aantal vuilniszakken dat hij wekelijks aan de straat klaarzette, een bezigheid na afronding waarvan hij dan geregeld weer het huis betrad met de opmerking “Kijk eens wat ik nu weer vond op de stoep!” (“Gucken Sie mal was ich jetzt wieder am Auftritt gefunden hab!”).

En nooit krabde Rosemarie zich dan achter de oren, als Josef weer met een nieuwe baby aan kwam zetten. “Jezus, Josef,” had ze kunnen zeggen, wat op zich al leuk genoeg was geweest om een keer te zeggen, “alweer een? Wat vreemd toch.” Maar ze deed het nooit, accepteerde ieder vondelingetje alsof het haar bloedeigen kind was, waar onbedoeld natuurlijk een kern van waarheid in zat, en knipte het vol toewijding de nageltjes.

En ook in het ondergrondse werden de kinderen zo toegewijd opgevoed dat geen enkel kind ooit zo hard moest krijsen dat oma het boven kon horen. Nooit klaagde Rosemarie ook over de knoflookwalm die vanuit de kelder opsteeg als Josef weer eens zijn kookkunsten in de mini-keuken van het keldercomplex had geëtaleerd voor een romantisch diner met Elisabeth. Zelfs toen het hele huis vergeven was van de lucht van een in de cv-ketel verbrand babylijkje rook ze niks.

Nee, die moeder deugt voor geen meter, en dat wilde ik toch even gezegd hebben, zo vlak voor moederdag.

Nagels

Zou Josef Fritzl, al bijna net zo’n behendig timmerman als zijn illustere naamgenoot die ruim tweeduizend jaar geleden al een kind opvoedde waarvan onduidelijk was hoe het eerdaags geconcipieerd was, ooit een van zijn kinderen met een gevoel van liefde in de armen genomen hebben, bijvoorbeeld in 1993, toen hij zijn pasgeboren dochter Lisa als 58-jarige vader, o gruwel, op straat legde en een kwartier later pardoes op dezelfde plek aan die naar verluidt drukke doorgangsweg in Amstetten weer terugvond?

Als we op de verzamelde Oostenrijkse hulpdiensten moeten afgaan wel. Volgens de rapporteurs maakten de adoptie-ouders namelijk een toegewijde indruk, en dat baseerden ze, houdt u zich even goed vast, op het ‘propere voorkomen’ en de ‘geknipte vingernagels’ van de kleine Lisa.

Toegewijd, ja, dat kun je wel zeggen als je je dochter in de kelder van je eigen huis opsluit, zeven kinderen bij haar verwekt en erin slaagt dit alles bijna een kwart eeuw onopgemerkt voorbij te laten gaan.

Maar maak kennis met het fijnzinnige beoordelingsvermogen van de Oostenrijker: een kind kan bont en blauw geslagen zijn, seksueel misbruikt, zwaar verwaarloosd, uitgehongerd en psychisch volslagen in de war, maar zolang de nageltjes geknipt zijn, is alles dik in orde. Correctie: zolang de vingernagels geknipt zijn, want of zo’n kind er podokinetisch gezien bijloopt als een neanderthaler zal ze daar op de alpenweiden ook een rotzorg zijn.

Onwillekeurig denk je bij het lezen van zulk nieuws toch terug aan je eigen opvoeding, en ik moet helaas toegeven dat ik met deze nieuwe kennis voorzichtig begin te twijfelen aan de grenzeloos gewaande liefde van mijn ouders. Enerzijds heb ik vroeger zeker de zorg om de lengte van mijn nagels meegekregen, met name van de kant van mijn vader, die ze eens in de zoveel tijd gelijkstelde met kolenschoppen, een woord dat ik destijds moeilijk kon plaatsen maar dat wel altijd de meest heftige alarmbellen deed afgaan en mij altijd direct op zoek liet gaan naar het nimmer vindbare nagelknippertje.

Maar aan de andere kant: mijn ouders hebben uiteindelijk niet voor elkaar gekregen dat ik de zorg voor mijn nagels consciëntieus op mij heb genomen. Evenals baard- en hoofdhaar wacht ik altijd veel te lang met het knippen van de nagels, en pas als na verloop van tijd het woord ‘kolenschoppen’ weer eens in me opkomt terwijl ik naar mijn handen kijk, ga ik op zoek naar het nog altijd onvindbare nagelschaartje. En dat terwijl een kolenschop gewoon een grote hand is, en helemaal niets met lange nagels te maken heeft. Maar goed, als iemand ‘nagelschaar’ bedoelt hij ook meestal helemaal geen schaar maar een knipper.

Hoe dan ook, de angstaanjagende conclusie is dat Josef Fritzl, het monster, meer om nagelverzorging geeft dan mijn ouders en ikzelf. Ter verdediging van de hierdoor bezoedelde familienaam kan ik slechts opvoeren dat Josef Fritzl een Oostenrijker is, en wij allemaal niet.

Hetgeen betekent dat als we straks de EK-finale in Wenen verliezen, dat waarschijnlijk komt doordat Edwin van der Sar zijn nagels moest afknippen.