Identiteit

Als de gemiddelde asielzoeker na zijn eerste Nederlandse les naar je toekomt en vraagt ‘Wat ben jij?’, dan zijn daar uiteenlopende antwoorden op mogelijk. Allereerst zou je een hekelende opmerking kunnen plaatsen over het feit dat onze nieuwe landgenoten door het lerarentekort de Nederlandse taal moeten leren van de eerste de beste vmbo-dropout, en dat hij waarschijnlijk ‘Wie ben jij?’ bedoelde. Maar daarmee diskwalificeer je de (kans)arme asielzoeker bij voorbaat, en dat zou ik persoonlijk een verkeerd signaal zeggen. Ik zou het anders aanpakken.

‘Mbeki,’ zou ik zeggen, ‘in onze pluriforme samenleving meten wij onszelf dagelijks tientallen rollen aan.’ En als Mbeki me dan niet-begrijpend aankijkt, zal ik uitleggen dat ik in de eerste plaats een aantrekkelijk manspersoon ben met wie het aangenaam verpozen is, maar dat het bijvoorbeeld geheel van de situatie afhangt of ik mijzelf jong of oud zal noemen. Overdag noemen ze me senior webredacteur, ’s avonds en in het weekend ben ik als ik daar zin in heb een mediocre weblogger.

Tussen twee haakjes, hier komt de eerste: (schrijf je mediocre echt zo? je leert nog eens wat, in voorbereiding op het dictee haakje sluiten).

Ik ben een schaker, Mbeki, maar zeg dat niet tegen Topalov of Kramnik. Ik ben een fervent lezer en ik houd van bier en van whisky, als je dat soms bedoelt. Ik ben ook wars van opsmuk, maar dat is alleen omdat ik dat zo leuk vind om te zeggen. Of wil je soms weten dat ik nog steeds, ondanks alles, Spartaan ben?

‘Nee, nee!! Bedoel niet!’, zal Mbeki uitroepen, en de wanhoop op zijn gezicht verraadt wat hij wel wil weten. Het maakt voor hem nogal wat uit of hij met Rita Verdonk of Ella Vogelaar van doen heeft. ‘O, als je dat bedoelt, Mbeki, dan ben ik PvdA’er’. Ook daar schaam ik me allerminst voor; er is immers geen enkel zinvol alternatief, of het moest D66 zijn en nou, dan weet je eigenlijk wel genoeg, of GroenLinks, maar dat is lood om oud ijzer, al vinden de GL’ers dat nooit zo leuk om te horen, maar ondanks de brede glimlach die zich op Mbeki’s gezicht zal aftekenen, zal het weer met tegenzin uit mijn mond gekomen zijn: ik ben PvdA’er.

Ik ben lid van de PvdA, ik heb nooit anders gestemd dan PvdA (behalve bij gebrek aan alternatieven overigens ook omdat ik tot op heden nooit de noodzaak heb gezien om het niet te doen), ik ben politiek zeer betrokken, 1+1+1=3 zou je zeggen, maar toch ben ik zoveel andere dingen eerder dan PvdA’er.

Laat ik nu net worden uitgenodigd om op een politiek, links georiënteerd weblog te komen schrijven vanwege het feit dat ik PvdA’er ben. Die hadden ze nog niet daar. Geen wonder, denk ik dan, want wie durft daar tegenwoordig nog voor uit te komen? De salonsocialist is allang niet meer salonfähig.

Het probleem is dat wanneer je zegt dat je PvdA’er bent, je op een of andere magische wijze gehouden bent aan, of op zijn minst verantwoording schuldig voor alle ideologisch onverantwoorde concessies die een partij nu eenmaal doet wanneer zij bij voortduring, en toegegeven, wellicht iets te vaak, vuile handen maakt. De PvdA’er vindt dat die fantastische politieke maar niet militaire steun voor de oorlog in Irak niet meer onderzocht hoeft te worden. Is Trots op Vogelaar (ToV). En juicht het toe dat de topinkomens ongemoeid blijven als daarmee de grootste prutsers tegen ontslag beschermd blijven.

Ik beken pas weer met plezier dat ik PvdA’er ben als dat net zo veel, of liever net zo weinig, betekent als ‘ik ben een schaker’. Tot het zover is voel ik er weinig voor om dingen namens de PvdA of ‘als PvdA’er’ te vinden. Bovenal ben ik volslagen onbekwaam om een ook maar enigszins relevante bijdrage aan welk debat dan ook te leveren; daar heeft de PvdA veel capabeler mensen voor in huis.

Ik heb dus geweigerd, maar ook dat een beetje met tegenzin. En Mbeki, die snapt er helemaal niks meer van.