De verdubbelaar

Toen ik mij drie jaar terug helemaal opwond over het gebruik van het woord ‘helemaal’ in plaats van ‘heel’ (als in ‘En, hoe was het?’ – ‘Ja, helemaal leuk! Helemaal gezellig!’ – zie hier en hier), had ik niet de minste illusie dat ik daarmee een verderfelijke ontwikkeling tot staan zou brengen. In de donkerste doemscenario’s kwam echter ook niet voor wat zich nu lijkt te voltrekken: dat men het weerzinwekkende ‘helemaal’ lijkt af te zweren ten faveure van een nog veel ergerniswekkender equivalent. Iets wat niet zomaar irritant is, maar echt tenenkrómmend tenenkrommend.

Ik heb het natuurlijk over de verdubbelaar.

Met de beste wil van de wereld zou je er nog net een hang naar authenticiteit in kunnen zien, in de verdubbelaar. Als iets ‘helemaal gezellig’ is, gaat dat gepaard met veel drank en losbandigheid, terwijl je ‘gezellig gezellig’ eerder associeert met kaarsen en diepgaande gesprekken: gezellig zoals gezellig ooit bedoeld is. De buren die drie weken lang in Benidorm Friet van Piet hebben genuttigd maar per ongeluk ook één keer tapas hebben gegeten in een toeristentoko, vertellen bij thuiskomst dolenthousiast hoe ontzettend Spááns Spaans ze hun vakantie hebben beleefd: helemaal echt, zogezegd.

Een realistischer verklaring voor het gebruik van de verdubbelaar is dat we er heden ten dage bij voorbaat al van uitgaan dat we belazerd worden. Bijvoorbeeld:
‘Ik moet voor een feestje iets zilvers aan en dat heb ik helemaal niet.’
‘O, ik heb nog wel een zilveren panty, die mag je wel lenen.’
‘Ja maar het moet wel zílver zilver zijn, hè?’

Met andere woorden: je zult wel met iets vaal grijs aankomen.

En laten we wel wezen, voor dat ‘gezéllig gezellig’ geldt natuurlijk precies hetzelfde. Als iemand je vraagt hoe iets was en je antwoordt anno 2010 niet minstens ‘helemaal gezellig’ of ‘gezéllig gezellig’ maar bijvoorbeeld ‘ja, best gezellig’, dan is dat niets minder dan een brute belediging. Het gevolg laat zich raden: straks hebben we het over ‘gezéllig gezellig gezellig’ of tekenen we, net zoals we aanhalingstekens kunnen gebaren, boven ons hoofd een kleine twee, ten teken van ‘gezellig in het kwadraat’.

Niet alleen verspreidt het verdubbelaarvirus zich angstaanjagend snel, het muteert ook nog eens. Laatst zei iemand tegen een vriendin van mij, die relatietechnisch de gewoonte heeft aan dode paarden te blijven trekken: ‘Jij bent ook niet echt van Schluß-Schluß, hè?’ – waarmee aangetoond is dat ook buitenlandse termen moeiteloos ten prooi vallen aan de verdubbelaar. En waren het in den beginne uitsluitend bijvoeglijke naamwoorden die infectiegevaar liepen, tegenwoordig kun je van Nigel de Jong prima zeggen dat hij niet zomaar een harde voetballer is, maar een sláger-slager. Waarschijnlijk schrijf je dat dan ook nog met een foutieve spatie, maar één geluk: de verdubbelaar vertoont zich vooralsnog niet in geschreven taal.

Ik druk met angst en beven op Publiceren – doodsbenauwd dat de verdubbelaar binnen afzienbare tijd verruild wordt voor iets nog afschuwelijkers. Volgende keer weer een authentiek stúkje-stukje, dat beloof ik.

Wegens

Helemaal leuk natuurlijk, creabea met taal spelen, maar soms moet je het gewoon even laten wegens stom.
Het zal ergens in de jaren negentig geweest zijn dat een of andere zelfverklaarde taalvirtuoos moe werd van het altijd maar weer moeten uitspreken van een volledige hoofdzin na het gebruiken van het woordje ‘want’. Het werd dus:

  • Ik gebruik geen hoofdzin meer want lui.

Dat kon natuurlijk helemaal niet, want een nevenschikkend voegwoord als ‘want’ vereist nu eenmaal een nieuwe hoofdzin, maar goed, moet de woordkunstenaar bedacht hebben, ‘want’ geeft ook per definitie een reden aan, dus kan ik me net zo goed tot de essentie daarvan beperken. Dat kon van alles zijn:

  • Ik kom vandaag niet werken, want ziek.
  • Ik ga niet naar dat café, want Grolsch.
  • Doe een dikke jas aan, want brrr.

Meestal ging het echter, zoals in het eerste voorbeeld, om een bepaalde gemoedstoestand van de spreker, die dan alleen ‘ik ben’ wegliet – wat zowaar nog correct is als dat al in de eerste hoofdzin staat: ‘ik ben blij want geslaagd voor mijn examen’.

Welnu, de (of waarschijnlijk: het) luie want was een periode razend populair, maar raakte na een tijdje toch weer in onbruik (want uiteindelijk incorrect en soms verwarrend), en tegenwoordig wordt het nog slechts gehanteerd door sms’ende jongmensen en dertigers die de want-evolutie bewust hebben beleefd.

Opgeruimd staat netjes, zou je denken, maar dan zijn er altijd wel lieden die bedenken dat het Nederlands ongetwijfeld nog meer redengevende woordjes rijk is die voor mishandeling in aanmerking komen. En ja hoor, daar dient, onschuldig als het is, het woordje ‘wegens’ zich al aan om hulpeloos naar de slachtbank geleid te worden.

‘Wegens’ is een doodgewoon voorzetsel, dat in de regel iets zelfstandigs met zich meekrijgt: wegens verbouwing, wegens ziekte of zelfs wegens te hard rijden. Maar nee! Net als ‘want’ geeft ‘wegens’ een reden aan, dus we kunnen die twee, zo redeneert dezelfde dertiger met de geschiedenis van want nog vers in het geheugen, als volstrekte synoniemen gebruiken, zodat we toch weer iets nieuws hebben zonder op dat oude want terug te hoeven vallen. Aldus:

  • Ik kom vandaag niet werken wegens ziek.
  • Die man is ongeschikt als leidinggevende wegens incompetent.
  • Ik ga toch naar dat café wegens dorstig.

Whaaaaah! ‘Wegens’ met een bijvoeglijk naamwoord: een oprukkend fenomeen wegens steeds vaker gebruikt.

Tegen de mensen die zich hieraan bezondigen zou ik willen zeggen: kap er alsjeblieft snel mee wegens strontirritant.
Heid.

Helemaal (2)

Geheel tegen de wens van het kabinet trok een fotootje van Victoria Koblenko in de krant hedenochtend mijn aandacht. Victoria was gevraagd naar haar bijdragen aan een beter milieu, dat immers net als bij u en mij ook bij Victoria Koblenko begint.

Haar eerste maatregel intrigeerde me meteen al mateloos. Victoria gaf het openhartig toe: ze ‘zal nooit een wasje op een doordeweekse dag draaien, maar altijd in de daluren’!

Nee, inderdaad, in het weekend verslindt uw wasmachine een heel stuk minder energie dan op werkdagen, terwijl uw was net zo schoon wordt! Die smerige energieleveranciers ook: ze zeggen wel dat ze het beste met het milieu voorhebben, maar intussen weigeren ze alle milieuproblemen in één klap op te lossen, wat ze simpel zouden kunnen doen door de piekuren af te schaffen en de daluren nog wat dieper te maken.

Maar als zij het niet doen, dan draag ik mijn vieze slipjes gewoon nog een dag, moet Victoria gedacht hebben, en gelijk heeft ze natuurlijk. Dat is heel normaal in Oekraïne. Of in de Oekraïne.

Gefascineerd las ik verder: ‘De veertigduizend kilometer die ik per jaar rijd, compenseer ik via klimaatneutraal.nl.’ En: ‘Ik ben nog aan het uitzoeken hoe vervuilend mijn nieuwe auto is.’ Nee, als het straks 47 graden is in Zwolle aan Zee, dan zijn we daar collectief schuldig aan, maar valt Victoria Koblenko niets te verwijten.

Maar toen.

Victoria had ook spaarlampen, maar die kon ze eigenlijk niet gebruiken, want die kunnen niet in de kroonluchters. Maar dat gaf niet, want de spaarlamp is zó 2005 en Victoria heeft haar blik op de toekomst gericht. ‘Ik ben blij met de nieuwste ontwikkeling,’ zei ze, doelend op het licht dat led heet. Die gaat het namelijk helemaal maken, de led. Volgens Victoria dan.

Maar. Toen. Voegde ze eraan toe:

(houdt u zich goed vast)

‘Dat is denk ik helemaal de toekomst.’

Helemaal de toekomst. Bestaan er smileys die mijn gemoedstoestand bij het aanschouwen van zoveel misère kunnen uitdrukken?

Helemaal

Ronald Plasterk mag zich dan wel opwinden over de pornoficatie van de televisie (terwijl hij juist niet meer opgewonden wil raken), hij zou zich beter eens druk kunnen maken over de verslonzing van het taalgebruik dat ons via de verschillende media bereikt. De uitstoot van schadelijke frasen is zo hoog dat voor de linguïstische gezondheid van onze nakomelingen gevreesd moet worden.

Neem de gemiddelde quiz waar een onschuldige toeschouwer tot kandidaat wordt uitverkoren. Wat vindt zo iemand van het feit dat hij, meestal een zij trouwens, maar vooruit, plotseling alle camera’s op hemhaar gericht heeft?

Negen van de tien keer ‘helemaal leuk!’, let maar eens op.

Helemaal leuk. Daar krijg ik nou helemaal jeuk van.

Ook al heeft het lot de kandidaat aangewezen, de presentator weet toevallig dat hijzij net terug is van vakantie. Hoe of* die vakantie was? Ja, helemaal relaxed.

Zou het met de toenemende polarisatie in onze samenleving te maken hebben dat iedereen tegenwoordig zijn volledige arsenaal aan oordelen voorziet van dat overbodige woordje ‘helemaal’? Zodat we niet in de verleiding komen om ook maar een zweem van die zo verfoeide nuance te vermoeden?

Hoe waren Joling, Gordon en Froger? Ja, helemaal top!
Hoe was The Police? Ja, helemaal goed.
Hoe was Wir Sind Helden? Helemaal leuk.

U hoeft van mij niet helemaal te begrijpen dat hier een kwantificerend bijwoord (‘helemaal’) gebruikt wordt op de plaats van een bijwoord van graad (‘heel’). Heel leuk, heel goed, heel relaxed: dat bedoelt men natuurlijk gewoon. Zodra iets helemaal goed kan zijn, zoals een antwoord op een ingewikkelde examenvraag, dan kan het ook vrijwel helemaal goed zijn. En probeer maar eens van een vrijwel helemaal relaxte (weet u ook weer hoe u dat schrijft) vakantie te genieten.

Nee, dat hoeft u van mij zelfs helemaal niet te begrijpen.

Zolang dat helemaal foutieve ‘helemaal’ binnenkort maar helemaal uitgeroeid is, met excuses voor de enkeling die nu haar domeinnaam helemaal moet veranderen.