Sabattical

Als ik ooit nog een papegaai neem, noem ik hem Francisco. De godganse dag heeft die man gisteren alles wat hij bij de NOS en RTL zag letterlijk nagebauwd teneinde de illusie van Twitter als nieuwsdienst in leven te houden, of, volgens hemzelf dan, zelfs kracht bij te zetten. Het aanschouwen van deze ellende wekte bijna net zo veel afgrijzen als de tragische beelden van de Suzuki Swift.

Ik heb het heel even geprobeerd, dat Twitter, maar al snel heb ik mijn account weer wijselijk de nek omgedraaid. Het lemmingengedrag bleek er nog vele malen erger dan ik kon bevroeden. Het kan haast niet anders of anderen volgen spoedig. Als je een halve minuut stopt en je laat daarin vier scheten onvermeld, wat is dan nog de zin om van de vijfde scheet wel, ehh, kond te doen?

Zo werkt dat althans bij mij, en zo is ook dit blog op zijn laatste benen komen te lopen, of laat ik de deur op een kiertje zetten, de mensen kunnen een sprankje hoop in deze duistere tijden immers goed gebruiken: in een rolstoel beland of met een eng pandemisch virus in aanraking gekomen. Als je allerlei aanleidingen tot prachtige epistels laat passeren, dan moet er wel iets heel bijzonders voorbijkomen om een stukje daarover te rechtvaardigen – voor mij dan hè.

Uiteraard ben ik de afgelopen maand wel in de verleiding gebracht. Zo ontving ik op 15 april, twee weken te laat bezorgd dus eigenlijk, een brief van TNT Post over de werkelijk apocalyptische gevolgen van de liberalisering van de postmarkt per 1 april. Ik vond al dat er ineens van die enge mensen op straat liepen, maar dat bleken dus bezorgers van andere postbedrijven. TNT Post presteerde het om in één brief te wijzen op de eigen professionaliteit én om te waarschuwen voor een deurwaarder op de stoep wegens een niet-betaalde rekening die je nooit ontvangen had omdat die waarschijnlijk bij concurrent Sandd was aangeboden.

Enfin.

Daarna overleed Martin Bril. Martin Bril was altijd het levende bewijs voor het standpunt dat prutsers als u en ik niet de vermetelheid moesten hebben om de schrijverspen ter hand te nemen. Dat is hij nu niet meer. Nu is hij het overleden bewijs.
Zwijgen leek me eerlijk gezegd wel een passend eerbetoon.

En toen werd het dus Koninginnedag. Die begon al vroeg dit jaar met het nieuws dat de gemeente Haarlem mijn rioolbelasting dit jaar linea rectaal doorsluisde naar een op zijn zachtst gezegd politiek correct initiatief om op 30 april gratis oranje hoofddoekjes uit te delen ‘om de tolerantie te verhogen’. Ik merk dat mijn tolerantie door dit soort losgeslagen ideeën bepaald niet toeneemt. Slonzige oranje korte rokjes voor moslima’s: tuurlijk, doen! Gratis oranje pleepapier van mijn belastingcenten zou ik ook nog wel kunnen velen, of oranje mondkapjes om ook onze moslimbroeders te beschermen tegen de onreinebeestengriep (hoewel ze immuun schijnen te zijn), maar de toegevoegde waarde van oranje hoofddoekjes zie ik werkelijk niet. Ik had me er boos over kunnen maken; in plaats daarvan heb ik nu de luchtigheid die sommigen kennelijk kunnen opbrengen stilletjes bewonderd.

Nou ja, en toen kwam er dus een zwart koekblik door het beeld geraasd. Met een Suzuki Swift inrijden op een meterslange bus, dat is net zoiets als met een zacht balletje op een paar opgestapelde conservenblikken mikken. Het is te hopen dat dit Oud-Hollandsch koekblikprakken wat minder in de koninginnedagtraditie geworteld zal worden dan zaklopen en koekhappen, maar iets kneuterigs heeft het natuurlijk wel. Evenals de reacties, die alras potsierlijke vormen aannemen wanneer de kortsluiting in het hoofd van een eenling geëxtrapoleerd wordt naar de hele samenleving. ‘Wat zijn er toch een hoop gekken’, hoor je dan, terwijl als deze mafkees iets heeft aangetoond, het wel is dat er zo verdomd weinig gekken zijn, anders zouden dit soort incidenten geen incident zijn – de uitvoering is nou niet bepaald moeilijk als je het krankzinnige plan eenmaal hebt opgevat.

Goed nieuws is er gelukkig ook: de politieke partijen hebben hun campagne voor de Europese verkiezingen stilgelegd. Ik heb geen flauw idee waarom dat is en vraag me af of ik dan niet ook mijn werk tijdelijk kan neerleggen, maar het betekent in ieder geval dat de campagne begonnen was, en dat had ik niet eerder gemerkt.

Nou goed, zo nu en dan word ik dus nog wel in de verleiding gebracht om iets te schrijven, maar dat is dan vooral omdat ik al een weblog heb. Geen moment zou het de afgelopen maand in me op zijn gekomen er een te starten als dat niet het geval was. De tussenstand derhalve: sabattical 1, zero 0.

Ik zal van die nul af moeten.

IJsvrij

De ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken konden vorige week donderdag een middagje ijsvrij nemen, ‘mits de dienst het toeliet‘. Mijn dienst liet het toe om anderhalve week vrijaf te nemen, op een rotkopje na.

Ik was dus even geen logger. Er ging een wereld voor me open.

Buiten waren er mensen die zich ogenschijnlijk vrijwillig, want massaal, in de snijdende vrieskou onhandig over de bevroren wateren voortbewogen op dunne ijzers, met als enige aanleiding het feit dat het voor eerst in twaalf jaar weer kon. Een koddig gezicht, al die stumpers die het gladde ijs hadden betreden met als enige doel om er niet op onderuit te gaan, iets wat vanaf de zijkant een heel stuk eenvoudiger te realiseren was zonder dat je daarvoor voor joker hoefde te staan met een door oma gebreide wollen muts op je kop. Stel je toch voor dat je als marsmannetje uitgerekend op zondag 11 januari 2009 nietsvermoedend uit je UFO stapt bij de Ankeveense Plassen en het eerste wat je ziet is zo’n volwassen man die tot op het bot verkleumd achter een stoel staat te hannesen en je uitnodigt voor de koek en zopie: dodelijk voor de mensheid. Ik bedoel maar te zeggen: normaal gesproken zou ik me hier enorm over opwinden, maar geheel en al ontblogd kon ik de mensen laten begaan. Wonderlijk genoeg leek iedereen bovendien nogal schik te hebben in zijn afzichtelijke geploeter.

Binnen was er een nieuw espresso-apparaat. De bezorging daarvan zou menig blogger tot uitvoerige bespiegelingen brengen. Ik dronk vooral gewoon koffie en liet het daarbij. Wat zou ik er ook over schrijven; wat kun je er ook over schrijven, behalve zoiets als dit, en dan nog.

In de Albert Heijn was er een merkwaardig voorval. Maar daar moet je bij geweest zijn.

En in het Midden-Oosten werd er gegooid met duizend bommen en granaten en ook nog een paar raketten. Als je daar iets over schrijft, heb je al gauw een mening, of je nu wilt of niet, hetgeen feilloos wordt aangetoond door de vorige zin, waar menigeen ten onrechte meer in zal lezen dan een parafrasering van kapitein Haddock. En uit de vorige, want zeggen dat je geen mening hebt, is tegenwoordig ook al een mening. Ik vond dus alleen maar dat ik geen mening had, en hield in tegenstelling tot de strijdende partijen mijn kruit wel droog. Heerlijk.

En voor u moet het helemaal een oase van rust geweest zijn, anderhalve week geen zuur geneuzel in de marge.

Dit moeten we vaker doen, mensen.