Het nieuws over het vertrek van Femke Halsema uit de Tweede Kamer is de laatste dagen wat ondergesneeuwd, maar daarom niet minder schokkend. Femke, wat flik je ons nu?
Een half jaar geleden was de keuze nog aan ons: we hadden kunnen aangeven dat we het na twaalf jaar aanhoren van die stem wel genoeg vonden. We besloten massaal anders, en hoewel ik niet tot de 577.126 voorkeurstemmers behoorde, zou ik hen desgevraagd uit volle overtuiging gedogen. Als Gerdi Verbeet van tijd tot tijd een stemvervormer op de interruptiemicrofoon zou kunnen activeren, dan was het helemaal perfect geweest, maar het gaat er natuurlijk om wát er gezegd wordt, en dat zat bij Halsema meestal wel goed.
Zes maanden na de verkiezingen is de keuze aan Halsema om het bijltje erbij neer te leggen. Ze heeft er twaalfenhalf jaar op zitten en vindt daarom dat het genoeg is geweest. Ze heeft GroenLinks niet in het centrum van de macht kunnen brengen en stapt daarom nu op. Of ze kan ’s ochtends niet meer op tijd in de Kamer zijn nu ze haar kinderen naar een andere school moet brengen, waar moeders zonder hoofddoek staan die – help – oeverloze verhalen ophangen. Kan allemaal en doet er ook niet toe: ze stopt ermee.
Laat ik vooropstellen dat het Kamerlidmaatschap mij een dusdanige hondenbaan lijkt dat ik het onvoorstelbaar vind dat er überhaupt lieden zijn die het voor zo’n relatief schamel loon langer dan vier jaar volhouden. Rancuneuze verwijten over kiezersbedrog of wachtgeld zijn grotesk en zult u mij dus niet horen maken. Het is ook niet zo dat ik Femke Halsema geen leven buiten de politiek gun. Zelfs het feit dat ik het meestal wel met haar eens was is niet de voornaamste reden waarom ik haar vertrek betreur. Mijn bezwaar is veel fundamenteler.
Van een buschauffeur verwacht ik dat hij zijn papieren heeft, niet dronken achter het stuur kruipt en mij veilig op de plek van bestemming aflevert. Er zijn er een heleboel die dat prima kunnen, dus als er eentje is die halverwege zijn werkzame leven besluit om zich toe te leggen op het bakken van brood, geen probleem, dan zoeken we een nieuwe buschauffeur. Misschien is er wel ergens een bakker die na twintig jaar deegrollen een keer iets anders wil: in een bus mensen rondbrengen bijvoorbeeld.
Zo’n bakker of buschauffeur is eenvoudig te vervangen, en daarom wordt loopbaanontwikkeling in de meeste sectoren alleen maar aangemoedigd. Maar een veelbelovende wetenschapper die plotseling zijn hersenen aan de wilgen hangt om brood te gaan bakken: niks ten nadele van het bakkersgilde, maar als we daardoor het medicijn tegen AIDS mislopen geeft dat toch een onbevredigend gevoel. En als Wesley Sneijder volgend jaar aankondigt meer tijd aan zijn gezin te willen besteden, dan zullen we nooit weten of (maar wel altijd zeggen dat) we met hem erbij wel Europees Kampioen 2012 waren geworden.
Als er één beroep is waarvan je wilt dat het door de beste mensen wordt uitgeoefend – ja, dat je dat als klant zelfs kunt eisen – dan is het wel Kamerlid. Feitelijk zou het uit eigen wil opstappen van een volksvertegenwoordiger een onmogelijkheid moeten zijn, een contradictio in terminis. Te allen tijde zou je wensen, nee, mogen verwachten, nee, mogen eisen dat alle partijen hun allerbeste spelers op de been brengen. De PVV doet dat bijvoorbeeld ook braaf en komt dus met kermisklanten en tweedehandsautohandelaren – hadden ook kinderverkrachters en huurmoordenaars kunnen zijn.
Van GroenLinks weten we nu dat ze niet in hun sterkste opstelling spelen, en dat geldt natuurlijk al langer voor andere partijen sinds het bon ton is om als politicus aan je gezin te denken. We worden vertegenwoordigd door de tweede, derde of misschien wel vierde keuze – en we weten het. Die wetenschap knaagt, hoezeer de vertrokken individuen ook hun rustige leven gegund is.
Femke, blijf toch gewoon in de Kamer. Het is zo glad als je naar buiten gaat.