Belofte

Wie de stukken van iamzero een tijdje leest, ontdekt dat de vergelijking met Barack Obama zich vanzelf een keertje opdringt. Beiden zijn charismatische persoonlijkheden, die met hun ongeëvenaarde eloquentie bruggen weten te slaan waar het fundament lijkt te ontbreken; die vriend en vijand bij elkaar weten te brengen, ja zelfs bij elkaar in de armen doen vallen, met de tranen biggelend over de wangen, nadat zij ademloos kennis hebben genomen van wederom een onberispelijk betoog, waarin de woorden zo zorgvuldig gewogen leken maar tegelijkertijd zo natuurlijk tot één geheel versmolten, terwijl alle toehoorders overmand worden door heftige emoties van liefde en hoop op een betere toekomst. Nimmer kwetsend, nimmer cynisch, nimmer kort door de bocht, altijd oprecht en vooral altijd zo bescheiden: dat zijn zero en Obama ten voeten uit.

Tegelijkertijd betreft het talenten, om niet het verleidelijke woord ‘genieën’ te gebruiken, die weliswaar hun waarde voor de mensheid al dubbel en dwars bewezen hebben, maar die hun ware belofte nog lang niet hebben ingelost. Het is wel zo chic om hier bij de verdeling van de jaarlijkse prijzen rekenschap van te geven, zoals Usain Bolt na zijn fenomenale 100 meter de dubbele afstand ook nog echt moest lopen voordat hij zijn tweede gouden medaille omgehangen kreeg – terwijl iedereen natuurlijk al wist dat hij ook op de 200 een nieuw wereldrecord zou neerzetten.

Als je een dermate begenadigd figuur bent als Obama kan het verkeren dat je zonder noemenswaardige verdiensten belandt op een longlist van 205 kandidaten voor de Nobelprijs voor de Vrede, en dan nu al de meest geschikte kandidaat bent. Heb je dan terecht gewonnen? Aan de ene kant wel, maar het kan nauwelijks een stimulans zijn voor grootse daden in de toekomst. De enige uitdaging voor Obama is nu nog om die Nobelprijs tien jaar op rij te winnen, en wellicht om zich in de tussentijd nog een Aziatisch en Europees uiterlijk aan te meten, zich eerst te bekeren tot jood en daarna (weer) tot moslim, en dan tot slot samen met drag queen Michel Obama uit de kast te komen. Meestal blijft het echter bij één prijs, en dan is het wat sneu dat die wordt uitgereikt op het moment waarop je nog maar een fractie van je kunnen hebt laten zien.

Iets soortgelijks geldt nu voor zero, die geheel tegen zijn wil beland is op de longlist voor een Dutch Bloggie. Allicht is hij de beste van de 300 genomineerden in de categorie Meest populaire blog, een prijs die hij sowieso pas in ontvangst zou nemen als die gewoon Populairste blog zou heten, maar die hij zomaar zou kunnen krijgen omdat iedereen die nu nog niet in katzwijm gevallen is gewoon kan stemmen.

Echter, de nominatie is bijzonder prematuur gezien alle kwaliteiten die zero uit complete minachting voor zijn publiek onbenut laat. Natuurlijk, bij winst zal hij comme il faut verklaren dat hij verrast is, dat de prijs geen erkenning is voor zijn prestaties maar een aansporing tot actie. Maar intussen is er dus wel iemand die vindt dat hij de prijs nu al verdient; er is ten minste één onverlaat die het in zijn botte hersens heeft gehaald om www.iamzero.nl al in 2009 op de longlist te doen belanden. Misschien is het wel dezelfde die ook zero’s twitter-account zo graag wilde reanimeren.

Diegene heeft dan nog een paar dagen om zich bekend te maken en te ontsnappen met een blauw oog in de vorm van een IP-ban.

Zero Bloggies

Naast mijn werk voor iamzero.nl heb ik ook nog een ander baantje, dat, zoals dat gaat, steeds meer tijd opslokt: veertig uur per week is tegenwoordig geen uitzondering. Al dat gearbeid de ganse dag beïnvloedt de kwantiteit van de berichtgeving alhier natuurlijk negatief, en ook kwalitatief laat het zijn sporen na. Met enige regelmaat rijzen de haren mij althans te berge bij het teruglezen van het een of ander. Nu heb ik geen enkele reden om te twijfelen aan de oprechtheid van de vage kennissen die mij zo nu en dan toevertrouwen met plezier van mijn schrijfsels kennis te nemen, maar het zou verkeerd zijn enige waarde aan deze stukjes toe te kennen, laat staan ze op enigerlei wijze te onderscheiden.

In eerste instantie was ik dan ook verheugd over het feit dat ik dit jaar opnieuw voor geen enkele Dutch Bloggie in aanmerking kom. Een paar maanden geleden wist ik dat nog zeker, omdat de organisatie het briljante idee had opgevat om de bloggers uitsluitend zichzelf te laten nomineren. Wat graag had ik de longlist gezien van de zelfingenomen blaaskaken, niet gehinderd door enige vorm van zelfreflectie, die zichzelf die prijs wel toebedachten! Helaas, na forse kritiek van de drie landgenoten die nog geen eigen weblog hebben werd het grote publiek alsnog een nominatieronde gegund.

Normaal gesproken moet ik nu concluderen dat niemand van u de euvele moed heeft gehad om mij te nomineren, en daar ben ik u bijzonder erkentelijk voor. Een alternatieve verklaring is echter dat ondergetekende wel degelijk is genomineerd, maar dat de vakjury gemeend heeft andere schrijftalenten hoger in te moeten schatten. Helaas is dat een maar al te plausibele verklaring, want wie bijvoorbeeld de nominaties in de categorie literatuur gadeslaat, kan toch moeilijk anders dan twijfelen aan de geestelijke vermogens van de juryleden.

Sowieso vraag je je af of de categorie slaat op de literaire kwaliteit van de genomineerden zelf, of op het feit dat zij zo veelvuldig en interessant over literatuur schrijven. In het eerste geval begrijp ik de meeste nominaties niet, maar kan ik me voorstellen dat de juryleden liever een goed boek lezen dan het Nederlandse webloglandschap doorploegen op zoek naar die ene literaire speld in de hooiberg bagger; in het tweede geval begrijp ik de nominaties helemaal niet, want wie van die zeventien genomineerden schrijft er nu eigenlijk overwegend over literatuur – meer dan, laten we zeggen, iemand als, ehh, ik?

En zo ben ik uiteindelijk toch nog bijzonder gebruuskeerd, beledigd ende teleudergesteld. Vooral als dan een dag later een of andere onderknuppel van De wereld draait door belt om te zeggen dat ik op 20 maart toch niet hoef te komen vertellen over mijn gewonnen Bloggie (“En nu, zero? Nu is Nederland zeker te klein?” “Ja Matthijs, nu is Nederland te klein, maar dat was het al een tijdje” – ik heb het hele gesprek hier godverdomme voor me liggen, zwart op wit).

Maar niet getreurd, o vrienden: ik zal de knop ‘Publiceer’ blijven beroeren, of ik nu geteisterd word door allesverstikkende zelfkwelling of niet.