Het is algemeen bekend dat het KNMI, opgericht in 1854, sinds 1706 het weer meet. In vroeger tijden vielen de pterodactyli hier ’s zomers dood van het dak c.q. de hunebedden, en tussen november en februari was het een en al yeti wat hier de klok sloeg, maar dat werd niet officieel geregistreerd. Vandaar dat we tegenwoordig na een beetje wolkbreuk rustig durven te stellen dat augustus nooit eerder zo nat was.
Minder bekend is dat het Centraal Bureau voor de Statistiek, opgericht in 1899, al sinds het begin van de negentiende eeuw ons alcoholgebruik in de smiezen houdt. Dat vind ik een zorgwekkend gegeven. Ik bedoel, dat weer is van ons allemaal, daar is niks geheimzinnigs aan. Maar dat er bij ieder blikje shandy dat ik koop via mijn bonuskaart een waarschuwing naar het CBS wordt uitgedaan dat zero het vanavond weer op een zuipen gaat zetten, vind ik minder aantrekkelijk.
Toch ben ik verzot op dit soort statistiekjes, vooral omdat ze meestal meer vragen oproepen dan beantwoorden. Neem nu het grafiekje van het CBS (bron):
Conclusie van het journaille: Nederlanders zijn nooit grote drinkers geweest. Nooit: dat is nogal een definitief oordeel voor het zandkorreltje in de woestijn der geschiedenis dat hier onderzocht is. Volgens mij lustte Willem van Oranje er bijvoorbeeld ook wel pap van, en sowieso hadden ze het zogenaamde conflict dat we destijds met de Spanjaarden hadden beter het Tachtigjarig Bacchanaal kunnen noemen. Bonifatius in 754 bij Dokkum vermoord? Van een terp gelazerd na een avondje comazuipen met zijn drinkebroeders zul je bedoelen!
Maar zelfs in de luttele twee eeuwen waarover wel gegevens beschikbaar zijn prijkt een gapend gat tussen 1940 en 1945. En nu zijn de trends die zich over tientallen jaren aftekenen best aardig, maar het is natuurlijk juist interessant om te zien wat er in dit soort periodes gebeurt – wie weet hielden we er in de oorlogsjaren wel de moed in door collectief naar de fles te grijpen. De statistici van het CBS kunnen een voorbeeld nemen aan de weermannen van het KNMI, die in de oorlog registreerden wat er te registreren viel, op weergebied dan, zodat we nu tenminste zeker weten dat we ons echt niet aanstelden in de Hongerwinter. Maar of het ook een Dorstwinter was? We zullen het wel nooit weten.
Gelukkig laten andere historische gebeurtenissen wel hun sporen achter in de grafiek. Zo belandt de bierconsumptie overduidelijk op een historisch dieptepunt na de onafhankelijkheid van België in 1830, en wordt er een tijdje helemaal geen wijn meer gedronken nadat Napoleon zijn Waterloo had gevonden. Het was al geen populair drankje onder de Franse overheersing.
Maar met afstand het mooiste gegeven uit bovenstaande statistiek is wel dat het ons gelukt is om tussen 1800 en 1820 (en misschien al tientallen jaren daarvoor ook) ieder jaar gemiddeld exact 33,3 liter bier per hoofd van de bevolking te drinken. Het was altijd een heel gereken aan het eind van het jaar: soms was het quotum begin december al zo goed als bereikt en moest het hele land rond kerst en oud en nieuw drooggelegd worden, maar als een dodelijke ziekte een hoop slachtoffers had gemaakt was het groot feest, want dat betekende dat er stevig doorgetankt mocht en moest worden.
Overigens ben ik wel blij dat ook weer tijdig met deze goede traditie gebroken is. Want 33,3 liter, mijn hemel, dat zijn 111 flesjes, oftewel amper vijf armzalige kratjes per jaar!
Zouden we over tweehonderd jaar nog begrijpen waarom de bierconsumptie na 2008 zo drastisch afnam?