Never change a winning beard

Ik ben een schaker van het type ‘Never change a winning beard’. Dat betekent dat een scheerbeurt, hoe nodig ook, tijdens het Corus Chess Tournament uitgesloten is zolang de resultaten naar wens zijn. Schakers zijn neuroten en ik ben wat dat betreft geen uitzondering. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom ik het in het Wijk-aan-Zeese schaakwalhalla altijd zo goed doe, want het is er ieder jaar weer nagenoeg hetzelfde. Ook dit jaar woont Sylvia nog altijd op nummer 6, staan in het huis tegenover haar de Suske-en-Wiske-poppetjes in de vensterbank, graast in het weiland de pony vrolijk voort en zingt vrouwenkoor Vrijuit Zingen op maandagavond vrijuit in hotel Sonnevanck.

Mensen die mij (terecht) kennen als volstrekt wars van iedere vorm van bijgeloof of, laten we het beestje bij de naam noemen, occultisme, zullen versteld staan van de ernst en omvang van de rituelen die met een gemiddelde schaakpartij mijnerzijds gepaard gaan. Ter (vergeefse) verdediging wil ik wel aanvoeren dat ik niet de enige ben met dit soort dwangmatige verschijnselen, want driekwart van de speelzaal draagt tien dagen lang dezelfde kleding en werkt iedere middag een bak stinkende erwtensoep naar binnen.

Om te beginnen is daar voor mij de pen. Het is een fijne vulpen, dat moet gezegd, maar in zijn vijftienjarige bestaan is hij nog nooit ergens anders voor ingezet dan voor schaakpartijen. Zonder pen geen fatsoenlijke partij, en ook de eerste partij met een nieuwe vulling is altijd extra moeilijk.
Dan is er de plicht om een vierkant te plaatsen bij de zetnummers 10, 20, 30 en 40, en bij elk van deze zetten op te schrijven hoe lang beide spelers hebben nagedacht. Ik heb dat ooit van broerlief afgekeken, heb hem nimmer gevraagd naar nut en noodzaak (die zijn er namelijk niet), maar weet wel dat een partij zonder dit ritueel een onmogelijkheid is.

In Wijk aan Zee leg ik mijzelf altijd nog wat aanvullende plichtplegingen op. Als ook maar iets hetzelfde kan gebeuren als de dag ervoor, dan moet dat ook zo gebeuren. Het minste wat je bijvoorbeeld kunt doen om je van een succesvol toernooi te verzekeren is om iedere dag even naar hetzelfde nummer te luisteren. Daarnaast is het prettig dat wanneer je iedere dag een lift krijgt vanaf station Beverwijk, de chauffeur zijn auto steeds ongeveer op dezelfde plek neerzet. Enfin, ik kan nog wel even doorgaan – de volgorde waarin ik datum, ronde en namen van mij en mijn tegenstander opschrijf, de volgorde waarin ik (altijd na het schrijven, nooit ervoor!) mijn stukken rechtzet voor aanvang van de partij, geen eten en drinken tijdens de partij – maar het idee zal inmiddels duidelijk zijn.

Het stuit allemaal op veel onbegrip. Geconfronteerd met het scheerdilemma wees iemand me er tamelijk bijdehand op dat ik voor aanvang van het toernooi geen baard had en nu wel. Tsja, dan begrijp je er dus weinig van. En het kan nog erger: toen ik op dag 1 de trein in stapte en bemerkte dat ik mijn onafscheidelijk geachte pen thuisgelaten had, raakte ik uiteraard in grote paniek. Na afloop van de partij (gewonnen) was hoongelach echter mijn deel: “Zie je wel, dat slaat dus nergens op, dat bijgeloof.” Wel dus, want het was een belabberde partij, en dat kon ook niet anders.

Helaas moet ik bekennen dat er dit jaar twee weliswaar samenhangende, maar evenwel behoorlijk schokkende verschillen zijn met andere jaren.

Ten eerste: de roem. Dat begon al op de eerste dag, waarop de nog in aangroei zijnde winnende baard vereeuwigd werd op het Wijk-aan-Zeese strand. Mijn bloedeigen moeder denkt bij het aanschouwen van zoveel fraais direct dat er trucage in het spel is, zonder uit te leggen wat ze daarmee bedoelt. Ikzelf stoor me voornamelijk aan het feit dat er een zwartveldige loper op f8 ontbreekt. Intussen wacht ik de eerste huwelijksaanzoeken van minderjarige groupies geduldig af.

Maar ten tweede: de kracht van mijn spel. Na zes ronden schijn ik met 5½ punt (TPR 2559, voor wie het iets zegt) gedeeld aan kop te gaan van de hoogste amateurgroep, hetgeen het Haarlems Dagblad vandaag verleidde tot de kop ‘Zero op drempel van grootmeestergroep C’ – want inderdaad, promotie naar die elitegroep is wat er op het spel staat.

Nu zijn er ongetwijfeld nog mensen die weigeren te geloven dat dit onvoorstelbare succes toe te schrijven is aan de strikte inachtneming van de dagelijkse rituelen, en eerder te verklaren valt in termen van geluk. Hen zal ik dan nog even de mond snoeren met onderstaande partij uit ronde 3. Woeha.

Zelfkastijding. Of: een onnodige nederlaag

Net als iedere andere laatste week van januari zitten ze er weer, de honderden schaakzombies in de Wijk aan Zeese sporthal. Er zijn er die het een beetje kunnen, en zij mogen in de buurt van de grootmeesters zitten. Er zijn er die denken dat ze het kunnen, en ook voor de meeste van hen is een plekje in de zaal gereserveerd. Alleen degenen tegen wier schaakkundige onnozelheid de grootste arrogantie nog niet opgewassen is, zijn verbannen naar het naburige café. Ik vraag me wel eens af waar deze mensen, die spreekwoordelijk geen paard van een loper kunnen onderscheiden, het plezier in het spel vandaan halen. Aan de andere kant: wat is er leuk aan het winnen van een partij die je ’s ochtends in de voorbereiding al op het bord hebt gehad, zoals ik nu?

Ik speel tegen het kleine mannetje. Het kleine mannetje heeft dan misschien een hoop talent, naïef is hij nog wel. Hij kopieert een variant die hij eerder speelde, en die ik vanochtend dus uitentreuren bestudeerd heb, exact. Wanneer ik afwijk ten opzichte van die eerdere partij, moet het kleine mannetje voor het eerst nadenken. Er zijn verschillende opties, maar hij kan in ieder geval niet met zijn paard van e7 op d5 slaan.

Corus 2009

Het kleine mannetje slaat met zijn paard van e7 op d5. Hij doet het met veel bravoure, want het lijkt een stoere zet, en hij is nog maar een klein mannetje. Correcte spelers nemen eerst de pion weg, en plaatsen vervolgens het paard rustig op het leeggemaakte veld. Kleine mannetjes daarentegen meppen met het stuk in de hand het vijandige materiaal met veel geweld van het bord, bij voorkeur ook met veel geluid om de verder zo serene rust te verstoren.

Ik kan me er niet aan storen, want het kleine mannetje gaat nu achter elkaar verliezen. Zijn beide paarden verdwijnen van het bord, in ruil voor een paard en loper van mij, maar dan springt mijn paard vrolijk door naar c7. Het kleine mannetje ziet nu ook het onheil dat hij over zichzelf heeft afgeroepen. Hij is een belangrijke pion kwijt en gaat nog meer materiaal verliezen. Moedeloos slachtoffert hij zijn toren op a8 en start hij een wanhoopsaanval waarvan ik weet dat die niks voorstelt; dat heb ik vanochtend immers al gezien.

Het kleine mannetje is inmiddels rood aangelopen. Hoofdschuddend, onderuitgezakt, zuchtend en met geveinsde desinteresse voert hij zijn resterende zetten uit. Ook niet bepaald volgens de etiquette, maar dat kun je het kleine mannetje moeilijk kwalijk nemen. Kleine mannetjes hebben moeite met verliezen. Hij had hier willen vlammen, en nu gaat het al vroeg in het toernooi mis tegen een van de zwaksten uit de groep.

Wanneer ook de laatste aanvalsgolf is afgeslagen, maak ik nog een loper buit. Ik sta nu een hele toren voor. De partij is gespeeld, het kleine mannetje en ik hebben er allebei geen zin meer in. Het kleine mannetje zit nu zo ver onderuitgezakt op zijn stoel dat hij nauwelijks nog boven de tafel uitkomt. Ik hoef alleen nog maar een zet te doen en hij kan gerust opgeven. Het maakt niet uit wat ik doe; alles wint. De loper kan naar d3, de torens kunnen allerlei leuke dingen doen en ik kan zelfs de dame naar g2 spelen, ook al is dit op zich een grote fout.

Corus 2009

Daar gaat mijn arm de lucht in. Even zweeft hij onheilspellend boven het bord, alsof ik uit de overdaad aan winnende voortzettingen nog geen keuze heb gemaakt. Eerlijk gezegd heb ik ook niet zo goed nagedacht, maar dat hoefde ook niet meer. De hand is al onvermijdelijk op weg naar het noodlot. Ik heb de toren op e1 al vast en voor ik het weet heb op hem losgelaten op g1, het veld van de duivel.

Het kleine mannetje veert op. Onmiddellijk grijpt hij zijn dame en kegelt daarmee de zojuist verplaatste toren van het bord. Het is zo’n dreun dat ik vermoed dat het tot in Beverwijk te horen is. 8,2 op de schaal van Richter.

Ook luid en duidelijk te horen voor de naastgezeten spelers is het hartgrondige “Jezus Christus” dat mij ontglipt even nadat het kleine mannetje met een ferme dreun op de klok zijn zet heeft voltooid. Direct is tot me doorgedrongen dat ik over twee zetten mat sta, en door mijn verzuchting weten de overige spelers dat nu ook. Ze verzamelen zich rond mijn bord om het tragische voorval te aanschouwen en de vernedering compleet te maken. ‘Heb je gezien wat zero overkomen is vanmiddag?’, zullen ze ’s avonds aan hun vrienden vragen, en de kans is groot dat zij het dan al weten.

Alleen het kleine mannetje heeft mijn vloek niet gehoord. Hij is na zijn winnende zet meteen opgestaan en weggelopen, ook weer niet volgens de ongeschreven regels als je weet dat je tegenstander niets anders kan dan opgeven. Als ik me half omdraai zie ik het kleine mannetje even verderop als Boris Becker in zijn gloriedagen zijn vuisten ballen. Hij maakt nog net geen snoekduik op het harde tapijt.

Nadat ik heb opgegeven, blijf ik als versteend achter mijn bord zitten. Gelukkig komen al snel de eerste kennissen op me af.
‘Gefeliciteerd zero, met je mooie partij.’

Groundhog Week

Neerlands meest ondergewaardeerde castingbureau heeft weer alle zeilen bij moeten zetten om voldoende acteurs en figuranten bijeen te sprokkelen voor de uitbeelding van iets wat in werkelijkheid een even absurd als levensgevaarlijk experiment zou zijn: een tiendaagse samenscholing van zeshonderdvijftig schakers en schaakliefhebbers in een sporthal, in een overigens zo goed als uitgestorven dorp aan de Noord-Hollandse kust. Het explosieve mengsel van schurftige douchekopmijders, gesjeesde wereldverbeteraars, autistische puistenkoppen en ander werkschuw tuig zou in het echte leven tot een slachting kunnen leiden; nu houden de Wijkaanzeeërs de luiken weliswaar angstvallig gesloten, maar is men in de veilige wetenschap dat het allemaal maar gespeeld is en dat zulke mensen in het echt natuurlijk niet bestaan, althans, in ieder geval niet in zulke groten getale.

Op de set zijn ieder jaar slechts kleine detailwijzigingen gepermitteerd. Zo is het deelnemersveld ieder jaar vrijwel hetzelfde, maar wordt er in de tafelschikking nog wel eens geschoven, waardoor ik nu voor het eerst niet door een touwtje van het publiek gescheiden word – een degradatie die ik volgend jaar graag niet herhaald zie. Op weg naar het hotel woont mevrouw Van der Aar nog steeds in hetzelfde huis, maar even verderop in het weilandje staat plotseling een pony: “NIET V. OERENSVP – BROOD WORDT HAAR DOOD”. In de snackbar waar op de eerste vrijdag de maaltijd genuttigd dient te worden staat ‘iamzero.nl’ nog altijd in de highscores van het photoplay-apparaat, maar de score dateert nu van 364 dagen terug. De collectieve zelfhaat onder de schakers heerst overal en altijd, maar de quotes worden zo nu en dan ververst (‘wij gaan nu even zelfmoord plegen, ik zie je morgen weer’).

Het meest fascinerende van Groundhog Week is echter niet deze surrealistische setting met surrealistische supermarktdialogen als Fritz zei dat toren d3 meteen wint, Ach wat, Fritz snapt niks van dat soort stellingen, Nou het was anders meteen plus 6, Volgens mij was paard d6 veel sterker, Wedden van niet, Goed, dan krijg je een biertje van me als het niet zo is, Mag ik dan een straffe, Ja dat is goed, een straffe, Dat is makkelijk verdiend dan (want Fritz is in dit verband een computer, moet u weten).

Het meest fascinerende van het Corus Chess Tournament heeft hoegenaamd niets met schaken te maken en gaat zelfs aan de meeste schakers compleet voorbij.

Het meest fascinerende van Groundhog Week vindt plaats op de maandagavond, wanneer het Wijkaanzeese koor Vrijuit Zingen haar openbare repetitie in hotel Sonnevanck houdt. Zie ze daar staan, de zorgvuldig geselecteerde huisvrouwen, niet op zangkwaliteit maar op passendheid bij deze situatie, ze bladeren door hun keurige multomappen waarin ieder nummer zijn eigen insteekhoesje heeft, en hoewel de mappen goed gevuld zijn is het repertoire beperkt want ze zingen precies dezelfde nummers als vorig jaar, of dit zijn toevallig de nummers voor de derde maandag van januari, dat kan natuurlijk ook, minutenlang klinkt het eerst Oh Happy Days (oh happy days) When Jesus washed (when jesus washed) et cetera ad infinitum enzovoorts en zo verder, dan weer uitbundig en dan weer ingetogen, van voren af aan, en als het dan eindelijk volbracht is komt Something inside so strong met de weergaloze regel Aai nooooooo deddai ken mee-kit, de uitspraak is werkelijk abominabel maar wat maakt het uit, er zijn dit jaar voor het eerst ook twee mannen bij, schuldbewust kruisen hun blikken de onze, wij kunnen er ook niks aan doen dat we dit leuk vinden, lijken ze te zeggen, maar wij drinken tenminste gewoon bier terwijl die dozen hier om ons heen lurken aan hun zelf meegebrachte waterflesjes omdat ze te belazerd zijn om iets aan de bar te bestellen, maar geen onvertogen woord, want hier klinken de eerste tonen van Aan de Amsterdamse grachten, dus laten we elkaar omhelzen en uit volle borst verder zingen want hierna zit het er alweer op voor deze week.

En we zaten er weer bij en we keken ernaar. Ademloos. Wat was het weer mooi.

Voor de fans

Het is vreemd om te schaken op de dag dat het nieuws bekend wordt dat Bobby Fischer is overleden. Ik kan niet zeggen dat Fischer een held voor me is; hij was simpelweg van voor mijn tijd, maar aan de andere kant: met zijn match tegen Spassky bracht hij duizenden mensen aan het schaken, onder wie mijn vader, en als die er nooit mee was begonnen, was ik er wellicht nooit verslingerd aan geraakt. Maar dat is een causaliteit die ongeveer gelijkstaat aan wereldwijde rellen als gevolg van een film van een onbetekenend politicus.

Post hoc ergo propter hoc.

Zul je trouwens net zien, dat die film net uitkomt in de week dat ik er niet ben.

Hoe dan ook, de grootmeesters speelden gisteren in ieder geval alsof hun eigen leven ervan afhing, en zero kon niets anders dan in gepaste stijl zijn eerste punt aan te tekenen. Voor de fans hieronder de partij.

En u ziet het: er is internet op de hotelkamer, dus u bent deze week niet helemaal van mij af.

Update: Een demonstratie van ragfijne techniek in ronde 2. Compleet met professioneel tijdrekken rond de veertigste zet en vervolgens een soeverein uitgevoerd eindspelletje.

Update (2): De spectaculaire openingsvoorbereiding was succesvol, maar niet voldoende voor het volle punt.

Update (3): De doldwaze avonturen van de grote zero beginnen groteske vormen aan te nemen. In ronde 4 ontsnapte ik op miraculeuze wijze uit verloren stand. Vandaag de topper tegen de koploper.

Update (4): Het moest een keer fout gaan: in ronde 5 verloren van de computer. De rest van het toernooi is voor spek ende bonen.

Update (5): Na een lafhartig remiseaanbod van mijn tegenstander op zet 16 ging ik er eens goed voor zitten. De beloning: een vol punt voor zero en een zacht eitje voor de koploper. Met nog een punt achterstand is er plotseling weer hoop. Houd moed, zeroïsten!

Update (6) was er niet in verband met een rustdag.

Update (7): Een niet geheel reguliere overwinning, maar daar gaat het niet om: zero is nog altijd in de race! Wie op de hoogte wil blijven van updates (8) en (9), kijke het beste hier.

Update (8-9): De fabel van de spermatozoo in optima forma. Nadat ik in ronde 8 door een onoplettendheid in strategisch al bijna gewonnen stelling het toernooi voor de zoveelste keer verziekt had en er niets anders op zat dan des avonds grote hoeveelheden biers tot mij te nemen, kwam in de slotronde het enige scenario uit waarbij ik nog gedeeld groepswinnaar werd. Met mijn brakke hoofd was het zowaar de beste partij van de week.