In de tijd dat we onze behoeften met het twaalfkoppige gezin nog gewoon in een hoek van de huiskamer deden, moet de toiletverfrissingsindustrie een keiharde business zijn geweest. Maar zoals e-mail de postduif en later de brief overbodig maakte, het vliegtuig de trekschuit in de vergetelheid deed belanden en de mp3 het cassettebandje, de langspeelplaat en de cd degradeerde tot producten voor achterhoedestrijders, zo zou je denken dat de uitvinding van de wc met doorspoelmechanisme de doodssteek betekende voor de toiletverfrisser.
De poep stinkt, dus spoelen we haar weg, luidde de even simpele als doeltreffende gedachte.
Dat was echter buiten de geurfascisten van Brise en Ambi Pur gerekend; die vechten al decennia, en nog met succes ook, voor een onbegrijpelijke zaak. Ik bedoel: als het nu in het hele huis gewoon ruikt zoals het ruikt, namelijk neutraal, hier en daar misschien opgefrist met een bloemetje, maar misschien ook niet, waarom moet het dan uitgerekend op de enige plek waar je lekker ongegeneerd gaat zitten stinken, ruiken naar een slechte imitatie van een lavendelveld? Ik ben vaak genoeg in Zuid-Frankrijk geweest, maar nooit heb ik bij de aanblik van een veld vol paarse struikjes de aanvechting gevoeld om een potje te gaan schijten – althans, niet als gevolg van die struikjes.
Onzin dus, tenzij de mensen rijendik staan te wachten om het walmhalla dat je achterlaat direct te betreden, omdat zij niet in staat zijn om even een kwartier een beroep op hun zindelijkheid te doen, tot de stank is weggetrokken. Bij mij thuis is dat meestal niet zo, maar voor die mensen, die het eigenlijk niet verdienen, laten we wel wezen, zou je eventueel zo’n toiletblokje in de pot kunnen hangen dat na het doorspoelen zijn werk doet. Op een ander moment hoeft niet, want dan wordt er immers ook geen stank geproduceerd. Een andere optie is om een na de defecatie te hanteren spuitbus te plaatsen, maar dit vereist zowel discipline als doseringsvermogen van de poeper – eigenschappen die beide dungezaaid blijken.
Voor de goede orde: ik vind de vermenging van authentieke stront (een eerlijk product, zegt men dan tegenwoordig) met zo’n kunstmatig frisse geur maar niks. Niets weerzinwekkender wat mij betreft dan de weeïge lucht van toiletverfrisser na een grote boodschap, die alleen maar de fantasie op hol doet slaan over de godsgruwelijke, op de achtergrond nog aanwezige stank van de doorgespoelde bolus die verbloemd moet worden – je hoeft geen schaker te zijn om te weten dat de dreiging vele malen erger is dan de uitvoering.
Maar je hebt ook mensen die willen dat het altijd naar lavendel ruikt in de wc, dus niet alleen als het nodig is. Voor hen heeft de mens rond 4300 voor Christus het lavendelzakje uitgevonden. Brise heeft daar ruim 6000 jaar later een verbetering op gevonden en maakt nu reclame voor een toiletverfrisser “die werkt als je doortrekt, maar ook als je dat niet doet”. Want dat scheelt weer een handeling, of zo. Of: terug naar dat middeleeuwse gevoel.
Welnu, ik ben nu bijna een week terug van vakantie en kijk inmiddels aan tegen een mesthoop waarmee je het hele Binnenhof zou kunnen opblazen, maar kan u verzekeren dat het nog altijd verre van aangenaam riekt. Dus of ik gebruik het product niet zoals bedoeld, of de fabrikant heeft in al zijn overmoed mijn metabolische processen enigszins onderschat.
Toiletverfrisser die óók werkt als je niet doortrekt: het enige voordeel ten opzichte van het aloude lavendelzakje is dat dat inderdaad niet meer werkt als je het door de plee spoelt. Maar dat begreep ik al, meneer Brise.
Schijtziek word je van dit soort producten.