Geert Mak – De brug (2007)
Als je net een moddervette A.F.Th. verslonden hebt, stop je op een lome zondagmiddag zo’n Boekenweekgeschenkje met het grootste geMak in je holle kies. Op zondag staat de wereld altijd een beetje stil; geen dag die zich beter leent voor de geborgenheid van de geschriften van Geert Mak. Het Boekenweekgeschenk De brug is aardig zondagmiddagtijdverdrijf, maar zeker niet meer dan dat.
In 2005, in de nasleep van de moord op Theo van Gogh, schreef Mak twee pamfletten die ik op dat moment verwelkomde als een baken van nuance ondanks enkele zeer twijfelachtige verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog. Twee jaar later, nu Makke Geert het definitief heeft afgelegd tegen Wilde Geert, lijkt Geert Mak me eerder iemand die het contact met het hier en nu volkomen verloren heeft.
Welhaast likkebaardend beschrijft Mak in De Brug het welslagen van een multiculturele samenleving in Istanbul door de eeuwen heen. De kloof tussen Turkije en Europa wordt volgens hem niet zozeer door de islam veroorzaakt als wel door de cultuur van eer en trots die in het individualistische westen zo goed als verdwenen is maar in Turkije voortbestaat. Wie zich tot het fundamentalisme bekeert, doet dat niet vanuit religieuze overtuiging maar omdat hij in zijn eer gekrenkt is door de overheersers uit het westen. In zijn kruis getast, zou hij zeggen als zijn geloof dergelijke obsceniteiten zou toestaan.
Tijdens het lezen van De brug betrapte ik mezelf meermalen op het hoofdschuddend voor me uit prevelen van de gevleugelde woorden ’tsjonge jonge’ over zoveel naïviteit en kritiekloosheid. Het scheelt weinig of eerwraak wordt als een grote verworvenheid neergezet.
Blijft de vraag of mijn perceptie van een Makke Geert voortkomt uit de daadwerkelijke politieke hypercorrectheid van de schrijver, of dat ik zelf een stuk pessimistischer ben geworden in de afgelopen jaren. Ik heb behoefte aan een tussengeert.