Koffie > thee

De superioriteit van koffie boven thee is onmiskenbaar. Koffie associeer je met robuustheid, thee met Engelsen. ‘Tif or mif, my dear?’, vragen ze er dan ook nog eens bij, waarmee ze bedoelen ’tea in first or milk in first?’ – dát er melk in moet is kennelijk al een gepasseerd station. De EU moet daar nodig eens sancties op instellen: iedere keer dat die tenenkrommende uitdrukking gebezigd wordt, drijven we dat eiland een centimetertje verder richting Amerika af.

De reden waarom Engelsen zo bleek en zo grauw zijn, is inderdaad dat ze zo weinig buiten komen. Maar daar gaat iets aan vooraf, namelijk excessief theeleuten. Daar word je maar sloom van. Nee, dan staat koffie een stuk positiever in het leven. ’s Ochtends drink je het om wakker te worden en ’s avonds om het te blijven. Als koffiedrinkers jonger sterven dan theemutsen, wat ik me levendig kan voorstellen, dan komt dat doordat de koffiedrinker tijdens zijn leven veel meer geleefd heeft. Koffie drink je ook met sterke drank, thee met een laf kaakje, dat je er dan ook nog eens in moet dopen zodat het lekker klef wordt. Waarom is dat? Zowel het kaakje als de thee worden er nog smeriger van dan ze al waren. Is men bang voor ongewenste afvalscheiding in het maag-darmkanaal? Thee links, kaakjes rechts?

Ach, wat zit ik mijn tijd te verdoen; waarom niet allang naar het apparaat gerend voor het eerste kopje van de dag? Koffie is gewoon verrukkelijk en thee niet te zuipen. Maar met dat laatste zijn verbazingwekkend weinig mensen het eens.

Kafkaësk

Ik houd van woorden, en daarom was ik van plan een stukje te schrijven over het mooiste woord op mijn log tot nu toe.

Deerniswekkend.

Een woord van ongekende schoonheid, en de ultieme omschrijving ook van een bord met boerenkool vergezeld van mosterd, azijn en boter waar ook spekjes, jus en rookworst hadden kunnen zijn.

Deerniswekkend: gegarandeerd succes verpest door een verkeerde keuze. Jack Spijkerman is de vleesgeworden deernis.

Dat had ik u allemaal veel eerder willen vertellen op deze vrije dag waarop (ijs en weder dienende) eindelijk de tafel (zie hier en hier) wordt bezorgd, maar het schrijven werd mij onmogelijk gemaakt. De toegang tot mijn bloedeigen log werd (en wordt) mij ontzegd door niemand anders dan mijzelf. Daar past een woord bij dat nog mooier is dan deerniswekkend.

Enig speurwerk heeft inmiddels tot de hypothese geleid dat een onveilig webformuliertje door een stel robots is misbruikt om de boel plat te gooien. Alsof die niks beters te doen hebben op donderdagavond! Ik voel me best vereerd door de aandacht voor mijn schrijfsels, maar deze vorm van verheerlijking vind ik toch wat overdreven.

Gelukkig bleken mijn berichten en uw reacties onaangetast, en met enig kunst- en vliegwerk ben ik nu weer in het land der loggenden. Ik zie er alleen nog wat bleekjes uit, maar dat komt wel weer. Het verfoeide formuliertje heb ik eigenhandig en vakkundig om zeep geholpen. Als u een afspraak wilt maken om de tafel te bewonderen, dan moet u weer ouderwets gebruikmaken van ganzenveer, postduif, pen, papier of fanmail.

Worstjesdag

Rokjesdag is, in tegenstelling tot dierendag, de favoriete dag van het jaar voor de gemiddelde man. Als bij toverslag ontwaakt het vrouwelijk schoon van Nederland op die eerste vroege lentedag waarop het kwik boven de 15 graden kruipt uit een diepe winterslaap; de wintervacht van dikke truien, sjaals en lange broeken wordt ingeruild voor wulpse rokjes en dito truitjes die net genoeg (of net te weinig, ’t is maar hoe je het bekijkt) te raden overlaten.

Nog volmaakter zou rokjesdag zijn wanneer een strenge doch rechtvaardige ballotagecommissie van tevoren op de hoogte zou zijn gesteld en de deelnemers een bindend rokjes- en truitjesadvies zou mogen geven; dat zou de toeschouwers althans een hoop koude rillingen (zo warm is het meestal ook weer niet) besparen. Ondanks die kleine imperfectie schenkt rokjesdag ook nu al voldoende blijdschap over de nakende (ha!) zomer.

En dan te bedenken dat rokjesdag binnenkort al in februari valt; waar het broeikaseffect al niet goed voor is. Houd vol, autovrinden!

Maar zoals er ieder jaar een dag is waarop de vrolijkheid van de zomer zich aandient, zo is er ook ieder jaar een moment waarop de dagen onmiskenbaar korter zijn geworden, de kruidnoten oudbakken worden omdat ze al weken in de schappen liggen zonder dat iemand al trek in ze heeft, de verwarming voor het eerst aan moet en de herfstdepressie je in zijn greep dreigt te krijgen.

Dan is het de hoogste tijd voor worstjesdag.

Ook worstjesdag viel dit jaar vroeg, maar ik had me er dan ook bijzonder op verheugd. Worstjesdag is één groot feest, te meer omdat ik een vriendin heb die vegetariër is en zich dus behelpt met een deerniswekkend recept met azijn, mosterd en boter – een troosteloze aanblik. Ik intussen word intens gelukkig van mijn overvolle bord met boerenkool met spekjes, vette vleesjus en een dikke rookworst, helemaal voor mij alleen.

Laat die winter maar komen.

Regelaar

Mijn kennis van het autoverkeer reikt niet veel verder dan de werking van stoplichten: zij moeten bij rood licht stoppen, en ik mag op mijn fiets altijd doorrijden. Sinds kort is daar in de bouwput die Amsterdam Centraal Station En Omstreken (ACSEO) heet een element bijgekomen. VERKEERS REGELAAR, staat er op zijn oranje hesje. Althans, geheel volgens hedendaags gebruik ontbreekt een koppelteken tussen het ‘verkeers’ op de borst en het ‘regelaar’ op de buik.

De man met de ietwat getinte huid, maar dat kan ook door het langsrazende verkeer komen, schept zichtbaar plezier in zijn leidinggevende taken. Met weidse gebaren dirigeert hij de massaal opgetrommelde vehikels door de bouwput, en een gevoel van trots kan hij slechts met moeite onderdrukken wanneer hij merkt dat zijn levensmotto ‘stilstand is achteruitgang’ gehoor vindt bij zijn klanten.

Die arbeidsvreugde is gepast. Tenminste, ik zou ook blij zijn als ik twintig jaar geleden nog klaar-over heette maar mij nu ineens VERKEERS REGELAAR mag noemen.

Links en rechts zoefde het verkeer langs mij heen onder de bezielende leiding van de man die we voor de gelegenheid maar Arie (Verkeersregel-Arie) zullen noemen. Gebiologeerd aanschouwde ik zijn werkzaamheden toen plotseling zijn blik de mijne kruiste. Arie knikte met een achterwaartse hoofdbeweging die bij sommige lieden betekent ‘had je wat?’ maar bij Arie niets anders kon zijn dan een vriendelijke ochtendgroet. Zo van: goedemorgen, wat ben je laat vandaag, je trein had zeker vertraging, nou dat geldt voor alle auto’s op mijn stukje bouwput echt niet.

Net toen ik bedacht dat zo veel persoonlijke aandacht wel erg veel eer was, betrok Aries gezicht. Met inmiddels een diepe frons op zijn gezicht pakte hij zijn fluitje en maande mij met een wild armgebaar tot spoed. Of ik wel even een beetje wilde opschieten met door rood rijden. Ik had bijna zand in zijn geoliede machine gestrooid.

De VERKEERS REGELAAR heeft nu mijn hart gestolen. En hij is ook dé oplossing voor het fileprobleem. Al was het maar omdat er op het vele asfalt van Nederland zo veel nodig zijn dat er nauwelijks voldoende automobilisten overblijven om files mee te vormen.

Horror

Horror is hip, dit najaar. Het is voelbaar in het gesternte, en daarom draagt ook de dierenwereld een steentje bij aan de feestvreugde. Daarbij overigens enigszins geholpen door klimatologische ontwikkelingen.

Want is het u ook opgevallen dat bij de maanden heden ten dage geen enkel spoor van bescheidenheid meer te vinden is? Allemaal moeten ze zo nodig recordmaand worden, en daarom beginnen ze op dag 1 een beetje extreem te doen. Zo werd juli al de hittegolfste maand ooit, augustus de wolkbreukste, september de nazomerste, en oktober dient zich nu al aan als de herfstste maand sinds men in 1706 begon met tellen. Je kunt natuurlijk je vraagtekens zetten bij de betrouwbaarheid van de gegevens uit de achttiende eeuw, en je kunt zachtjes wenen om de treurigheid van het feit dat er mensen zijn geweest die vanaf het moment dat records er ineens toe deden drie eeuwen weersomstandigheden hebben doorgespit op zoek naar hittegolven, extreme regenval en zelfs (hoe zinloos) kouderecords, onderzoek dat ongetwijfeld plaatsvond op de regenachtigste zondagen ooit – maar dat doet allemaal niet terzake.

Het regende, daar ging het om, en regen betekent dat Kat zijn werk natuurlijk nog altijd buiten moet doen, maar de beloning vervolgens binnenshuis moet oppeuzelen. In de hemel verkopen ze geen muis, en daarom eten we hem thuis, iets in die geest.

Verdachte geluiden lokten mij toch weer in het holst van de nacht uit bed, maar al in de gang (bij latere inspectie bleek ik de eerste bloedspetters al gepasseerd) stelde het vertrouwde gepiep van een muis in doodsangst mij gerust dat er geen vreemde kerel in huis rondliep. Er was sprake van het kat-en-muisste spel sinds 1706: Muis achter de kachel, net buiten bereik van Kat. Althans, zo leek het.

Een stief kwartiertje later kwam Kat zijn vertrouwde klus-geklaard-kopje geven, en zo in het donker krijg ik dan altijd angstige visioenen van bebloede bekken en muizenstaarten die nog niet zijn doorgeslikt. Om mijn gemoed gerust te stellen, voer ik dan altijd een routinematige controle uit op de plaats des onheils. Kat vreet zijn muizen immers altijd met huid en haar op. Maar deze had waarschijnlijk net bruine bonen of iets dergelijks gegeten: Kat bliefde de darmen van deze muis niet. Als je die berg darmen zo temidden van een bloedplas ziet liggen, vraag je je af waar een muis zoal nog meer uit bestaat.

Er zijn ook foto’s van.

Update: nou, vooruit dan (check ook de bloedvlekken bovenin):

Dooced

Jim Bakkum als beste star to dance with, Jody Bernal als grootste sterrendanser op het ijs, Willem van Oranje Pim Fortuyn als grootste van allemaal en desalniettemin als mooiste woord: veertig jaar D66 heeft Nederland toch maar mooi een eerbiedwaardige positie op het mondiale podium van de directe democratie opgeleverd. Oogverblindend mooi zal ons next topmoddol stralen naast de bleken wichten uit Amerika en Australië; neerbuigend kijken wij neer op de Duitsers die geen mooier woord konden bedenken dan habseligkeiten, en met enig leedvermaak noteren we dat de Engelsen in hun geschiedenis geen groter man hebben kunnen terugvinden dan ene Winston Churchill.

(Bij gebrek aan democratie, laat staan directe, is in de Arabische wereld Allah de beste danser, de beste ijsdanser, de allergrootste en ook het nieuwste topmodel, en is akbar het mooiste woord. Gezegend volk, die Arabieren, en wat een beltegoed moeten die hebben! Geen wonder dat ze hun telefoons voor andere doeleinden inzetten, maar dit alles geheel terzijde.)

Wat ik pas echt verbazingwekkend vond, is de uitverkiezing van mother als mooiste Engelstalige woord. Nu kan ter verdediging van deze belachelijke uitslag ingebracht worden het niet de Engelsen zelf waren die dit bepaalden, maar de rest van de wereld, waarbij het onderzoek in Nederland zich vermoedelijk beperkt heeft tot het publiek van 1 Tegen 100 Miljoenenjacht, de aanhangers van de new-agebeweging en het abonneebestand van de Tros Kompas. Mother, passion, smile, love en eternity: de top 5 glibbert werkelijk van je scherm.

Nee, sla dan gewoon een willekeurige pagina van Zadie Smiths White Teeth open, en je hebt discarded, drudgery, napkin, particular en tuxedo (p. 203 van 542).

Maar met afstand het mooiste woord van de afgelopen jaren is toch wel dooced. ‘Dooced’ betekent zoveel als ‘ontslagen worden omdat je op je website iets onaardigs over je baas of werk hebt geschreven’; het overkwam degene achter dooce.com. Dat iemand bedacht heeft dat één woord vanaf een bepaald moment maar die hele mond vol moest gaan betekenen, geeft mij toch weer wat vertrouwen in de mensheid.

God (Allah, mother), wat zou ik op deze plaats graag allerlei doocefähige zaken wereldkundig maken. Maar dat durf ik natuurlijk niet.

Daar zou nou ook een woord voor bedacht moeten worden, voor iemand die te laf is om op zijn website iets onaardigs over zijn werk te zeggen, uit angst dat hij ontslagen wordt. Suggesties? Ik vind zo iemand wel een gooce.

Sleur

Het blijft een raar volk, die mensheid. Iedere dag maar weer op weg naar hetzelfde stomme werk in dezelfde iets minder volle coupé van dezelfde volle trein, omringd door steeds maar weer dezelfde mensen.

Toegegeven: Nederland werkt, en de NS profiteert mee.

Kuddedier als ik ben, doe ik er kritiekloos aan mee. Iedere dag een stukje doorlopen tot de coupé vlak na de eerste klasse – dat komt ook mooi uit bij het uitstappen in Amsterdam – en daar zitten ze allemaal al klaar: links meldt de kerel met de witte Mac op schoot per mail aan zijn baas dat hij weer op tijd zal zijn, ergens rechts leest de chagrijnige blonde krullenbol (welke van haar dertig jassen zou ze vandaag weer aan hebben?) haar Volkskrant, dan links en rechts wat types die het zitje direct aan het gangpad bezetten uit angst dat er iemand naast hen komt zitten (en die ik derhalve nog nooit een blik in de ogen heb gegund), daar probeert iemand nog voor de trein vertrekt voldoende mascara aan te brengen om indruk te maken op…, ehm, goede vraag, het lukt vooralsnog niet erg, en helemaal aan het eind zit het meisje met de neusbel van wie ik altijd denk dat ze een hele hoge berg gaat beklimmen. Ze blijft na Amsterdam zitten, dus wie weet is dat ook wel zo.

(Ja mensen, ik heb het over de 8 uur 41 uit Haarlem!)

Een postbode kan op een regenachtige werkdag rekenen op een bemoedigend knikje van iemand die aan zijn studentenbijbaantje bij de PTT een regenpak heeft overgehouden. Hardlopers, ik zei het al eerder, zien zich verplicht elkaar te groeten, bij gratie van het hardloper-zijn.

Forenzen daarentegen háten elkaar. Geen blik, geen woord wordt er gewisseld. De forens kent geen medeforenzen, althans, zo doet hij het graag voorkomen. De werkelijkheid zit weer eens ingewikkelder in elkaar.

Ik weet namelijk zeker dat wanneer een baard ooit zou besluiten om zich in mijn coupé op te blazen, wij allen bereid zouden zijn om elkaars leven te redden – wat mij betreft dan met uitzondering van degenen die zonodig aan het gangpad moeten zitten; hadden ze maar aan het raam moeten gaan zitten, waar het bovendien een stuk veiliger is. Maar voor al die anderen die ik dagelijks zie maar die iedere dag opnieuw geen enkele blijk van herkenning geven, zou ik direct klaarstaan, en zij voor mij.

En toch nog geen woord gewisseld.

Soms heeft vriendschap gewoon een zetje nodig.