Het is iets meer dan een jaar geleden dat Koningin Beatrix onbedoeld een nieuwe rage ontketende door u en mij op 30 april 2010 te bedanken voor het teruggeven van Koninginnedag aan volk en vaderland. Dat feest was een jaar tevoren met grote snelheid door een Suzuki Swift tegen De Naald in Apeldoorn geprakt, en daardoor op het oog onherstelbaar vernield. Namens het voltallige volk pulkten de resterende vrijwilligers van de Oranjeverenigingen het feest echter met de grootst mogelijke precisie van het monument, schakelden de nodige Polen in om het weer in elkaar te timmeren, en konden de gerestaureerde Koninginnedag zodoende vlak vóór 30 april weer teruggeven aan de koninklijke familie.
Heet van de naald, als het ware.
Een prachtig gebaar is het, teruggeven: je zorgt ervoor dat iets wat jou niet rechtens toebehoort na een bepaalde spanne tijds weer in het bezit komt van de rechtmatige eigenaar. In de regel gebeurt dat wanneer je een brave burger bent en je iets op straat aantreft (zoals de oranjevrijwilligers het Koninginnedagfeest op De Naald), of wanneer je iets van iemand in bruikleen hebt. Als Mark Rutte dus verkondigt dat zijn kabinet Nederland weer terug gaat geven aan de Nederlanders, dan zou dat kunnen betekenen dat er ooit een referendum is georganiseerd door de PvdA (wie anders?) met als vraag “Stemt u erin toe dat een aan het pluche vastgekoekte kliek van vertegenwoordigers van de linkse elite voor onbepaalde tijd het eigendom van uw land overneemt?”, waarop de bevolking dan massaal “Ja, graag!” heeft geantwoord.
Waarschijnlijker is dat Rutte doelt op de enige resterende manier van teruggeven, namelijk dat van gestolen waar. Van oorsprong is deze wijze van retourneren bedoeld voor de berouwvolle bandiet, de dief die inziet welk een onheil hij heeft aangericht en zijn slachtoffer schuldbewust in alle nederigheid schadeloos wil stellen. Anno 2011 zijn de teruggevers echter edelmoedige ridders, die als een soort omgekeerde Robin Hood door het land trekken om terug te geven aan de armen wat anderen, altijd anderen, gestolen hebben. Zij geven Nederland terug aan de Nederlanders, Limburg aan de Limburgers, de zorg aan de mensen, kennis aan de maatschappij en Dodenherdenking aan de nabestaanden.
Het is nu godbetert al zover dat Elegast Doekle Terpstra zijn ruïne van een hogeschool Inholland wil teruggeven aan de studenten en docenten – zij het dan wel onder een andere naam, zoals TUOASFKAI, The University of Applied Sciences Formerly Known As Inholland.
Doekle zoekt met die naamswijziging nadrukkelijk de grenzen van het 21e-eeuwse teruggeven op. Maar voor het overige loopt hij volkomen in de pas met de hype: iemand anders heeft iets afgepakt, en ik, dappere held, zal het u, arme burger, wel even terugbrengen – vanzelfsprekend zonder dat ik daar zelf beter van word. Wie die gemene boef is geweest die het u heeft afgepakt kan ik u niet vertellen, zoals ik evenmin bekend kan maken waarom en wanneer hij het waardevolle bezit weer heeft afgestaan, maar geef toe: het was ooit van u, dat Nederland, die zorg en die Dodenherdenking (ah, dat was trouwens die Damschreeuwer, die dat van u afpakte), en nu niet meer, nietwaar? Welnu, ik, hoort u, ik, niet dat het om mij gaat, maar ik dus, ga het u terugbezorgen. Helaas kan ik u alleen nog niet vertellen wanneer het moment van overdracht plaatsvindt, maar het is dan ook niet zo tastbaar wat ik u beloof.
Op dit punt aanbeland lijkt het mij verstandig dat ik dit stuk beëindig en mijzelf teruggeef aan mijzelf.