Van jongs af aan was Graatje Hendriks al nooit een van de slanksten. ‘Hee, Graatje Baal!’, riepen ze dan pesterig als hij met zijn ziel onder zijn arm door het dorp liep. En zoals dat gaat met te dikke jongens was Graatje veroordeeld tot een permanente plek op doel. Ook daar kon hij weinig goeds doen. Toen die engerd van een Kees Luttikhoven de bal een keer met een verwoestende uithaal door een raam van de kerk joeg, ver buiten bereik van Graatje, kreeg Graatje toch de schuld ‘omdat hij verkeerd opgesteld stond’. Daar baalde Graatje dan van.
Nadat hij zijn Marga had ontmoet, zwoer Graatje het voetbal af. Natuurlijk, hij hield van het spelletje, maar keepen: daarvoor ontbeerde hij toch het talent. En eerlijk gezegd hield Marga er ook niet van om na de zoveelste vergeefse snoekduik op een modderig veld zijn kleren te wassen. Graatje werd een consciëntieuze boekhouder, onder wiens haviksogen het miniemste foutje in de jaarrekening nimmer onopgemerkt bleef. Met het gezin ging hij iedere zomervakantie met de caravan naar Zeeland. Daar stond hij dan speklapjes te braden op de barbecue, en dan wist je: Graatje is in zijn element.
Graatje bleef altijd gewoon Graatje, maar eens in de twee jaar onderging hij een onverklaarbare transformatie. Dan hees hij zich in zijn oranje indianenpak, pakte hij zijn trommel en ging hij het Nederlands elftal aanmoedigen. Dan schreeuwde hij de longen uit het lijf en trommelde hij dat het een aard had. Ook dat was Graatje.
Hij werd wereldwijd beroemd als de oranje indiaan, de man (met stemrecht!) dankzij wie men in het buitenland altijd smeekte om een snelle uitschakeling van Nederland. Tot 2006, toen Graatje zijn functie moest neerleggen omdat hij regelmatig met de dood werd bedreigd. Daar begreep Graatje helemaal niks van. U en ik weten wel beter.
Zo heb je ook Jean-Baptiste Carrefour, de bakker uit het Franse dorpje Meyrieu-les-Etangs en tevens broer van de bekende druivenplukker uit het naburige Saint-Anne-sur-Gervonde. Jean-Baptiste leeft een teruggetrokken bestaan. Al jaren heeft hij een oogje op de vrouw die iedere zaterdag een gebakje voor haarzelf en haar man komt halen, maar verder dan een welgemeend ‘bonjour’ en ‘au revoir’ heeft hij het niet durven brengen. Er gaan hele weken voorbij waarin hij buiten zijn winkeltje helemaal niemand spreekt.
Maar dan, als het epoleton onderweg is naar de Alpen of de Pyreneeën, en de echte klasbakken zich erop verheugen om al linkeballend tegen de flanken van de Tourmalet of de Croix de Fer op te mogen stoempen, terwijl anderen tevreden zijn wanneer zij met het snot voor de ogen voor de methadonbus bezemwagen uit kunnen blijven harken, dan verandert er iets in Jean-Baptiste. Dan trekt hij zijn rode duivelspak aan, grijpt hij zijn hooivork uit de schuur – een erfstuk van zijn opa nog – en scheurt hij naar de eerste de beste berg die op het programma staat. Jean-Baptiste verandert dan in El Diablo, de duivel van de Tour de France. Drie kilometer voor de plek waar hij de renners opwacht om ze – naar verluidt bij wijze van aanmoediging – als een waanzinnige te bespringen, tekent hij een drietand op de weg. In 2007 zijn bij het zien van dat teken achttien renners afgestapt; nog eens 35 zijn drie bergen omgefietst om de mafkees te ontlopen.
Maar de Fransman met de Spaanse bijnaam heeft het slimmer aangepakt: de doodsbedreigingen aan zijn adres belanden bij Didi Senft, het Duitse alter ego dat hij zich heeft aangemeten.
Wat nu zo jammer is van de Graatjes en de Jean-Baptistes van deze wereld, is dat ze zo fantasieloos te werk gaan. Altijd maar bij dat voetbal of die Tour de France; nooit eens, om het publiek op het verkeerde been te zetten, met je trommel bij Wimbledon of met je drietand langs de kant van de weg op het circuit van Spa-Francorchamps.
Volgende maand speel ik een schaaktoernooi. Ik zou het echt enorm op prijs stellen als die Tour de France-duivel daar in vol ornaat acte de présence zou geven. Al was het maar om die achterlijke hooivork op een plek te kunnen prikken waar het zonlicht nog nooit is doorgedrongen.
Je zou eens moeten zien op welk een uitbundige wijze mijn collega Jesse via twitter verslag doet van cricket. De met hoofdletters geschreven kreten zijn een aanslag op je gehoor.
Da’s twee keer verkeer in één zin en dat is natuurlijk ook heel lelijk 🙂
Recentelijk verkeer ik met je broer in dagelijks email- en msn-verkeer teneinde het laatste jargon uit het peloton door te nemen en tegelijkertijd onze wederzijdse afkeer van alles wat met de Tour, Smeets en smeetsismen te maken heeft, te bespreken. Dank dus voor het weer in herinnering roepen van het woord linkeballen -deze keer eens niet van Mart de Grote-. Heerlijk verschrikkelijk woord. Het lijkt mij dat er maar eens een Top Honderd allertijden moet komen van de meest weerzinwekkende vondsten. Zelf stem ik op ‘snok’ uit de uitdrukking ‘er een verschrikkelijke snok aan geven’.
In Zuid-Afrika zit de tribune compleet vol met dergelijke idioten, met die vuvuzela’s.