Een week geleden dacht iemand dat hij niets anders meer kon doen dan van het dak springen van het gebouw waar ik mijn werkdagen doorbreng. Het is een hoog gebouw, en om echt op het dak te komen moet je nog flinke capriolen uithalen. Ik kan me dan ook weinig voorstellen bij iemand die denkt dat dat het enige is wat hij nog kan doen.
Uit een brandende Twin Tower waar je dreigt stikken, dat snap ik, maar vrijwillig van een gebouw in het drukke centrum van Amsterdam, dat gaat mijn verstand te boven.
Hij deed het toch, en hij deed het op het tijdstip dat ik meestal aan kom wandelen van het station. Was ik al gearriveerd, dan had ik vanuit het raam een prima uitzicht gehad op het gebeuren. Maar ik was er niet. Ik had een afspraak buiten de deur. Beginnersgeluk, denk ik dan maar.
Velen, dat wil zeggen meer dan nul mensen, waren er echter wel bij. Sommigen zagen het gebeuren, anderen waren getuige van de consternatie naderhand, en een enkeling schijnt zelfs bijna de val van de vliegende man op de vlucht gebroken te hebben omdat zij toevallig nietsvermoedend op de plek des onheils kwam aanfietsen.
Ik kan me nogmaals weinig voorstellen bij de gedachte dat zoiets het enige is wat je nog kunt doen.
Achteraf bleek het te gaan om iemand die enige bekendheid genoot. De Telegraaf wilde daarom van mij weten waarom hij uitgerekend dit gebouw had uitgekozen. Daar schijnt de Telegraaf volgens de journalistieke code helemaal niet over te mogen schrijven, en daarom onthulde ik maar niet dat het balkon op de eerste verdieping thuis waarschijnlijk niet hoog genoeg was geweest. Toen de journaliste zonder iets wijzer geworden te zijn ophing, wenste ze me sterkte. Dat vond ik vreemd.
Buiten was inmiddels een monumentje aan het ontstaan. Verdrietige mensen legden bloemen, foto’s en gedichten neer. Ik was nog steeds vooral boos en kon slechts met moeite accepteren dat die mensen recht hadden op hun verdriet, en pas nog later dat het natuurlijk onzin is om hun het verdriet te ontzeggen.
Inmiddels herinnert alleen nog een enkel verwelkt rozenblaadje aan het voorval. Iemand haalt dan op een gegeven moment zo’n bloemenperkje ook weer weg.
Oei, in ’t centrum van Amsterdam nog wel. Weet je nu ook waarom hij heeft gesprongen? En staat ’t nu ook in de Telegraaf (inc. jij dus?)
Jakkes wat een narigheid. Godzijdank was je geen getuige.
Om je op te vrolijken kan je Nick Hornby ‘a long way down’ lezen, bij wijze van troost. Of misschien kunnen ze (wie?) dat boek op het dak leggen (vast meer afdoende dan prikkeldraad, voor de geletterde suicidalen onder ons, that is.)
Wat een showbink.
Onvoorstelbaar. Ik kan er nog steeds niet bij dat een vriend van mij, die altijd zo pisnijdig was wanneer iemand weer eens voor ‘zijn’ trein was gesprongen, zelf van een flat is gesprongen die wij, zijn vrienden, dagelijks zien. “Mensen die voor een trein springen zijn egoïstisch”, zei hij altijd. Uhuh.