Ian McEwan – Saturday (2005)
Helaas voor jubilerende Harry werd ook 2007 weer niet zijn jaar; dit jaar was het Doris Lessing die de Nobelprijs voor de Literatuur voor zijn niet onomvangrijke neus wegkaapte. Alweer iemand van wie ik nog nooit een letter heb gelezen, terwijl haar lijst met werken (incompleet!) toch duizelingwekkend is (er staan er hier trouwens wel vier in de kast, dus tips zijn welkom). Ik heb het kennelijk gewoon niet zo op Nobelwinnaars; van alle laureaten sinds het Jaar des Zeeroën 1977 heeft eigenlijk alleen de hier te logge veelgeprezen Saramago mij echt kunnen bekoren.
Doe mij dan maar de winnaars, of zelfs maar de genomineerden, van de Booker Prize. Nog een paar nachtjes slapen en dan wordt de winnaar van 2007 bekendgemaakt, en hoewel ik On Chesil Beach niet heb gelezen, mag Ian McEwan wat mij betreft de gelukkige zijn. Want leuk geprobeerd van Mohsin Hamid met zijn geslaagde novelle, maar een schrijver die een boek als Saturday aflevert, is toch wel different koek.
Je moet wel over enig zit- en leesvlees beschikken om je een weg te banen door de ragfijne stijl waarmee in bijna driehonderd pagina’s nog geen vierentwintig uren worden beschreven, maar gelukkig is McEwan daarin nergens zo geforceerd als bijvoorbeeld James Joyce in Ulysses. Het erge is dat ik Saturday na een bladzijde of vijftig een tijdje opzij heb gelegd om het nieuwe boek van Arthur Japin te lezen, een met terugwerkende kracht bespottelijk intermezzo dat heeft verhinderd dat ik helemaal lyrisch ben over McEwan.
De nieuwe Japin is een boek dat hele decennia beschrijft, maar oneindig veel minder vaart heeft dan het etmaal van Saturday. Een recensent zou zeggen dat het boek urgentie heeft, een belachelijke karakterisering als je erover nadenkt, en ook taalkundig een merkwaardige constructie – maar we weten wel wat er ongeveer mee bedoeld wordt: het boek doet ertoe, zowel op het literaire toneel als in de thematiek die het aansnijdt. Hier zien we een in alle opzichten geslaagde veertiger, zelf succesvol als hersenchirurg, zijn vrouw in de advocatuur en zijn kinderen als dichteres en muzikant in de respectievelijke dop. Kortom, er is op het eerste gezicht geen vuiltje aan de lucht voor Henry Perowne.
Tot Perowne op de bewuste zaterdag, 15 februari 2003, een brandend vliegtuig in die onbewolkte lucht ziet, en zijn invuloefening (moslimterrorisme) even later op het nieuws naar het rijk der fabelen wordt verwezen. Het is niet de enige schuldvraag waarmee Perowne die dag zal worstelen. Onder andere heeft hij ’s middags een heftige discussie met zijn dochter over de dreigende oorlog in Irak, waar die dag ook massaal tegen gedemonstreerd werd in Londen. Een briljante dialoog, waarbij de waarheid zelfs anno 2007 nog in het midden blijft, al heb ik daar al een lichte voorkeur voor de politiek incorrecte standpunten van de hoofdpersoon. Maar die triomfeert pas echt aan het eind van het boek, als hij de schuld van zijn fysieke belager Baxter op een wel heel onalledaagse manier analyseert, en dat niet alleen: er ook naar handelt.
Als iedereen nou eens zo zou doen, dan zou de wereld er al een stuk prettiger uitzien. Als iedereen zo zou schrijven als Ian McEwan ook trouwens.
(Dit was ondanks Woordenaars comment overigens nog geen verzoekplaatje in het kader van wij zijn de baas natuurlijk; zo makkelijk komen jullie niet van je burgerplicht af)
Ik ben blij dat je het nu eindelijk gelezen hebt. En ik ben blij dat we dezelfde mening zijn toegedaan!
@ZigZag: de inhoud is inderdaad niet helemaal van mij, maar de kast daarentegen weer wel.
@ Zero, ik zal ‘m eindelijk ‘ns gaan lezen, Saturday. Nog nooit iets negatiefs over gehoord. Ik ben nu bezig in Nachttrein naar Lissabon (Mercier), dat leest als stroop en blijft zo denk ik ook wel beklijven. Ik ben nog niet zo ver, qua lange zinnen is het een echt Duits boek.
@ ZigZag: dank voor de tip over Toon Tellegen
Heb zomaar de indruk dat Zero’s boekenkast niet alleen van 0 is maar van nog 1 (zn lustobject waarschijnlijk) want waarom anders ongelezen Lessings in de kast en ‘ the man of my dreams’ ? In plaats van nobel- of bookerprijswinnaars zou je ook es net als ik een mooi ‘kinder’boek kunnen lezen. Zoals bijvoorbeeld ‘Brieven aan Doornroosje’ van Toon Tellegen waarin P (de prins) in het jaar dat hij op weg is om Doornroosje wakker te kussen haar elke dag een brief schrijft. Heel heel mooi en grappig en bijzonder. Qua democratische tip helemaal leuk om een blogje over te maken 😛
Nee zero, als ik jou was zou ik niet aan Lessing beginnen. Vroeger (ja, vroeger) heb ik The golden notebook en nog wel meer met instemming en een lekker kopje thee erbij gelezen en ik dacht laatst: ik ga eens wat van haar herlezen.
Maar helaas: niet om door te komen. En als ik de smaak van zero nog een beetje kent, geldt dat voor hem zeer zeker.
Eens met ‘Wij van Woordenaar’. En ik heb nog een paar aanbevelingen aan dat lijstje toe te voegen. Nils Holgersson: het boek waarvoor Selma Lagerloff in 1909 de prijs der prijzen in de wacht wist te slepen? Als je de vreselijke tekenfilmserie die erover gemaakt is in de jaren ’80 uit je gedachten weet te bannen, is het een erg mooi boek. Of Imre Kertesz! Onbepaald door het lot is werkelijk een prachtboek (winnaar 2002). Pablo Neruda (1971), Nadine Gordimer (1991), en… en… en… ach Zero, de keuze is reuze!
Ergo, de Nobelprijs voor de literatuur is zeker geen brevet van onvermogen, maar ok, de Booker Prize, die overigens sinds mijn geboortejaar wordt uitgereikt, al zegt dat natuurlijk niets, heeft ook zeer illustere winnaars. En ik moet toegeven dat ik van die lijst meer werken las dan van de Nobellijst…
Wij zijn toch erg content met deze snelle vervulling van ons verzoek. Wij zijn echter verbaasd dat Gabriel García Márquez (1982), Wislawa Szymborska (1996) en J.M. Coetzee (2003) u niet weten te bekoren. En als wij dan nog een Nobelprijswinnaaar mogen adviseren: Yasunari Kawabata (1968).