Onze Willie was een avonturier. Een schavuit, een schobbejak. Een deugniet en een dondersteen. Op zijn dagmenu stond behalve brokjes ook ten minste één eigenhandig tot prooi gemaakte muis, waar wij dan als baasjes niet zelden een aandenken aan overhielden; soms zelfs een levende. En water dronk-ie bij voorkeur niet uit de daarvoor bestemde bak, maar lebberde hij het liefst uit een voor onszelf bedoeld glas – zoals hij overigens ook nooit in de daarvoor bestemde bak scheet, maar liever in voor andere doeleinden bedachte tuinen.
Aan zijn halsbrekende toeren hield hij tot op heden niet meer over dan een tijdelijke zwartepietenoutfit en een permanent hapje uit zijn oor. De jacht van afgelopen zaterdagnacht moest hij echter met de dood bekopen.
Willie zal zich niet meer melden op het houten tuinbankje voor het raam, wat hij deed om ervoor te zorgen dat een baasje de deur voor hem open deed, zodat hij niet minderwaardig door zijn eigen luikje hoefde. ’s Ochtends zal ik nu echt alleen het brood moeten klaarmaken, zonder een knorrend kattenbeest dat toch ook altijd recht had op een plakje rosbief. En we kunnen Willie niet meer optillen om hem over het plakplastic naar het stoplicht te laten kijken.
“Kijk, Wilbert,” zeiden we dan, “daar zijn de automobilisten weer. Staan die stommelingen alweer met zijn allen in een rijtje te wachten.”
Wilbert leek niet echt een mening over de automobilisten te hebben, maar als hij het ongeluk overleefd had, zou dat inmiddels wel veranderd zijn.
Op zondagmiddag had de dierenbescherming al een signalement op haar website staan van een overleden kat die de onze wel moest zijn. Het hapje uit het oor, voorheen het symbool van onverschrokkenheid dat ons met trots vervulde, was nu het kille kenmerk dat ieder sprankje hoop om zeep hielp. ’s Nachts bleef het luikje nog open, maar het klepperde niet en de brokken bleven onaangetast.
Een dag later werden we alleen gelaten in een armoedige behandelkamer, waar het bevroren lijk op tafel was gelegd. Over zijn kopje lag een handdoek, om de ondraaglijkste aanblik te verbergen. In de hoek stond de vriezer waar hij in had gelegen – vermoedelijk een krijgertje van een gepensioneerde ijscoman. De hond in zijn troosteloze hok moest ook janken, maar hij zal zijn eigen sores gehad hebben.
Bij het afsluiten van de kamer viel mijn oog op het briefje op de deur.
“Vriezer = VOL! Ambulance bellen. Karkassen ophalen.”
Zo is het dan ook wel weer een keer. Gedeelde smart is halve smart.
(P.S. Mag ik nog wel blijven loggen nu ik geen kat meer heb?)
Sterkte Zero en girlfriend. Wat een rotstreek.
Wat erg! Ik weet hoe je je voelt. En ik heb slecht nieuws: over twee jaar denk je nog steeds dat je hem op dat houten tuinbankje hoort. Maar misschien ligt dat dan weer aan mij.
En luguber, zo’n vrieskist. Zouden ze hem nou ooit weer doorverkopen aan een argeloze ijscoman…?
Het klinkt alsof Wilbert een mooi kattenleven heeft gehad. Maar toch… tristesse ten top!
Ik vind het heel zielig, ook voor jullie, en ik zal de spannende verhalen missen.
Ik moest toch nog huilen, terwijl ik het al wist.
Sterkte!!
Sterkte. Ook ik zal hem eigenlijk wel missen
Ben allergisch voor katten en zelfs een beetje voor kattenlogjes. Maar deze vond ik mooi. Het klinkt wel alsof Wilbert echt geleefd heeft. Dat mag ik wel. Leven is goed en wordt beëindigd door de dood. Zo gaat dat. Ook voor m’n oom, afgelopen zaterdag.
Heeeel erg gecondoleerd! Echt naar. Ik heb nog wel een kat over voor je, mag je hebben. Ze heet Fredda en is enigszins moordlustig, maar ze heeft ook haar goeie kanten. Levert leuke logjes op, dat wel.
Sterkte, en moge Willie ruste in vrede.
Wat zielig! Sterkte de komende tijd. Willie hoorde er ook bij.
xxx
Gatver. Dat zo’n beestje op zo’n manier aan zijn einde moet komen. Triest.
(Nee, stop er maar mee.)
Tuurlijk. Maar Wilbert zal gemist worden!