Ze zeggen wel eens dat moslims achterlijk zijn en er rare kledinggebruiken op nahouden, maar wie dat beweert, heeft nog nooit een universitaire plechtigheid bijgewoond. De Universiteit van Amsterdam bestond vandaag exact 375 jaar, en dat werd door een zaal vol zwarte toga’s gevierd. Bepaald niet achterlijk natuurlijk, al die hoogleraren bij elkaar, maar erg vooruitstrevend is dat kledingvoorschrift niet te noemen. Als je niet beter zou weten, zou je denken met een honderdtal modibeten te maken te hebben, met daar dan ineens als eregast prinses Máxima tussen in een smurfkleurige haute-couturejurk.
De hooggeleerden in de zaal, en prins Willem-Alexander, waren er getuige van hoe niemand minder dan Harry Mulisch, ‘geen wetenschapsbeoefenaar in de strikte zin van het woord’ – goh – werd gelauwerd met een eredoctoraat. Of beter gezegd: de voorzienigheid had de Universiteit van Amsterdam aangewezen om de Mulisch van nature toekomende onderscheiding te mogen verlenen; we moeten de zaken natuurlijk wel even in de juiste verhoudingen laten.
In zijn dankwoord liet Mulisch weten dat hij als klein kind een vermaard biochemicus wilde worden. Er zouden straten naar hem vernoemd worden, hij zou de Nobelprijs winnen (goh) en misschien zou zelfs een ster ooit zijn naam dragen, waardoor hij tot in de eeuwigheid rond de zon zou cirkelen.
Je moet het maar durven denken, als ventje van 12. Dat biochemici sterren ontdekken, en bijvoorbeeld niet astrofysici.
Hoe het ook zij, de Tweede Wereldoorlog kwam, en die ontnam Harry iedere lust tot studeren. Hij kon zelfs de middelbare school niet afmaken, en de deuren van de universiteit bleven derhalve voor hem gesloten. De impliciet gebleven conclusie mochten de toehoorders zelf bedenken: zonder Hitler was er allang leven ontdekt op de planeet Mulisch.
In plaats daarvan werd Mulisch iets wat hij nooit wilde worden: schrijver. Tsja, dan kun je de rest van je leven normaal gesproken wel op je buik schrijven. Maar dat ondanks die omweg de poorten van de academische wereld zich nu, zestig jaar later, alsnog hadden geopend, was een kinderwens die in de herfst van zijn leven onverwacht in vervulling ging. En vertoonde de grote Mulisch daar nu zowaar een klein teken van dankbaarheid?
Erg overtuigend was het niet. Het valt me al jaren op dat de grootste geleerden ook vaak de meest bescheiden en vriendelijke types zijn. Die loodzware toga’s trekken ze bijvoorbeeld ook iedere keer maar aan omdat de academische wetten dat al eeuwen voorschrijven.
En daar zaten ze, zwetend onder hun zwarte jurken, toegesproken door een oude zelfverklaarde genius die geen wetenschapsbeoefenaar is in de strikte zin van het woord. Maar ook niet in de brede.
Ga ik ook doen later, hele goede dingen bereiken en dan zeggen dat als bijv. Bush Irak niet was binnengevallen en mij al het vertrouwen in de technologie had ontnomen, ik nu al een compleet computergestuurd hart had uitgevonden. Ofzo.
Evenwel mooi dat hij nu al in het nieuws is. Normaal gesproken lezen we pas eind oktober iets over de Grote Schrijver in het jaarlijks terugkerende verhaal: Harry Mulish klaar voor Nobelprijs.
Je kunt voorop stellen: Wat is achterlijk en wat is raar? Dat is voor iedereen anders.