De Ziekte van Blogster

Maarten Doorman stelde in zijn recensie van de roman Dis dat Marcel Möring lijdt aan de Ziekte van Mulisch. Daarmee insinueerde hij niet dat Möring op de Faunapartij had gestemd – dat zeg je over je ergste vijand nog niet – maar wel dat hij een ziekelijke neiging tentoonspreidt om zijn talrijke verwijzingen naar oude klassiekers er net iets te dik bovenop te leggen. Uit angst dat de gewone sterveling de schrijver op zijn voetstuk niet meer kan volgen, worden de toch al weinig subtiele hints vaak zelfs nog uitgelegd ook.

Doorman heeft zeker een punt, al moet ter verdediging van Möring worden aangevoerd dat hij zijn boek ‘gewoon’ in het Assen van de TT-nacht laat afspelen. Dus niet in het te bombarderen Dresden, niet in het Rome waar de Stenen Tafelen worden gevonden, niet in de hemel en zelfs niet in de hel waar de titel toch naar verwijst (Dis is de stad in de hel bij Dantes Goddelijke komedie). Maar de eerste Mulischiaanse symptomen zijn zeker zichtbaar, dat valt niet te ontkennen.

Nog los van het feit dat Möring een zorgwekkende gelijkenis met Phil Collins begint te vertonen, is er iets in de roman wat me nog veel meer stoort: de manipulatieve neiging om het overduidelijke door middel van niets toevoegende vergelijkingen een zweem van literariteit en diepzinnigheid mee te geven. Naakt wil nog wel eens functioneel zijn zelfs als het dat niet is, maar als je wilt zeggen dat iemand nadenkt over vroeger, moet je bij mij niet aankomen met:

Zijn gedachten reizen door het landschap van zijn verleden.

– zeker niet als die voorbije jaren even verderop ‘als herfstbladeren om hem heen tuimelen’, en de gedachten de vorm aannemen van ‘woorden als kiezels die traag door het donker tuimelen’. Möring tuimelt wat af, zelfs als iedere noodzaak ertoe ontbreekt.

En dan die vreselijke paradoxen, het meest beproefde middel om een gewonemensentekst tot edele kunst te verheffen. Explosies van stilte, tot het bot afgekloven clichés over volle leegheid en lege volheid, en platitudes als ‘alles is niets’: met het grootste gemak worden ze aan het papier toevertrouwd, en het erge is nog dat veel lezers daadwerkelijk de indruk krijgen dat erover is nagedacht.

Ik krijg er alleen maar vreselijke jeuk van, of, om maar eens vrolijk mee te doen, eczeem van op mijn geest. Maar dat krijg ik ook als ik, hou je vast, het jonge doch versleten asfalt op het oneindige kruispunt van de webloggerssnelweg betreed.

Er zijn namelijk nogal wat would-beschrijvertjes en -schrijfstertjes die in de valkuilen van misplaatste literaire pretenties vallen tuimelen. Prototypisch – of u zich aangesproken voelt heeft u zelf in de hand – is wel de samenwonende jonge vrouw van rond de 30 wier leven compleet is op de debuutroman na. Gelukkig is er dan de (of het) weblog waar alvast kan worden geoefend met het grote stijlfigurenboek in de hand. Familie en vrienden herkennen alle opzettelijk aangebrachte opsmuk, slikken de tenenkrommende absurditeiten voor zoete koek en moedigen de arme prutsers tot overmaat van ramp vaak nog aan tot een carrière als schrijver ook.

Maar lezen wat er nu eigenlijk staat, ho maar.

Neem nu onderstaande passage uit Dis:

Hotel de Jonge is het knooppunt in de Asser geschiedenis, de plaats waar alle wegen doorheen voeren, drenkplaats in de woestenij van het leven, gelegen aan een plein dat geen plein wil zijn. Van schuin rechts wordt het statig en onaangedaan bekeken door de rechtbank, een eiland te midden van een vormeloze plas gazon.

Schitterend hoor, ik zou het nooit zo op kunnen (durven!) schrijven, maar wat hier staat, is natuurlijk lariekoek van de bovenste plank. Drenkplaats in de woestenij van het leven, een plein dat geen plein wil zijn: stel je niet zo vreselijk aan, man!

Mijn diagnose derhalve: Möring lijdt aan de Ziekte van Blogster, in een terminaal stadium.

Nieuwe stukjes in je mailbox?

Meld je aan en ontvang een mailtje bij elk ei dat gelegd is.
Loading

8 gedachten over “De Ziekte van Blogster”

  1. Ik heb wel een weblog, geen ambitie een boek te schrijven. Dat komt omdat ik iemand ooit hoorde zeggen: veel journalisten dromen er over een goed boek te schrijven, maar de meesten dromen er over nog eens tijd te hebben een goed boek te lezen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *