Groot was de opluchting toen bij thuiskomst uit het werk de poes gewoon in de tuin rondliep. Het was zijn – ik moet eigenlijk zeggen ‘haar’, maar zo’n kat is voor mij per definitie mannelijk, of liever nog: onzijdig – eerste dag alleen buiten geweest, en met al die drukte eromheen moet je er toch niet aan denken dat dat scharminkel zou ontsnappen. Maar de muren waren vooralsnog net hoog genoeg gebleken. Of het terugverlangen naar de serene rust van het oude adres te klein, dat kan natuurlijk ook.
Hoe dan ook, het moet de opluchting zijn geweest die het moment van onachtzaamheid veroorzaakte. Eén raampje net iets te ver opengeklapt en de poes zat op het dak.
Hij keek over de rand omlaag en dacht meteen: “Shit, hoe kom ik hier in vredesnaam af?”
Ik keek over de rand omhoog en dacht meteen: “Shit, hoe kom ik daar in godsjezusnaam op?”
Toen de gammele constructie van trapleer op tuintafel eenmaal stond, bleek het terrein dat door het poezenbeest werd verkend, inmiddels uitgebreid tot enkele daken verderop. Voor de duvel niet bang durfde hij zelfs het huis te betreden van de bovenburen, waar momenteel een stel hele enge Russen vertoeven die ik ervan verdenk in staat te zijn tot hele enge dingen met poezen. Maar aanstalten om naar het baasje terug te keren, ho maar.
Ik kan u verzekeren: je staat knap voor joker, met zo’n pluchen roze speeltje aan een touwtje, bovenop een trapleer bovenop een tuintafel.
Uiteindelijk bleek er toch niks mis met het instinct van het beest. Een van de Russen verscheen in zijn blikveld, en dat was aanleiding voor een heldhaftige sprong naar de veilige haven van de begane grond. Nu maar hopen dat-ie het echt heel erg eng heeft gevonden.