De overlevering leert ons dat mannen graag een zo groot mogelijke hebben. Van oudsher gaat het natuurlijk over eigendommen als het eigen geslachtsdeel, de borstomvang van de vriendin, de auto en het huis, die nog steeds allemaal niet groot genoeg kunnen zijn. Meer recentelijk geldt dat je televisie zo breed mogelijk moet zijn en zo veel mogelijk stroom moet vreten; of de wedstrijden waarvoor je zo’n tv aanschaft ook daadwerkelijk in breedbeeld worden uitgezonden, is van secundair belang. Ook is het tegenwoordig helemaal hip om een zo groot mogelijke collectie afstandsbedieningen te bezitten, en ook hier komt de werking ervan op het tweede plan. Wie zich, zoals ik, weinig aan deze collectieve waanzin gelegen laat liggen, heeft dat grenzeloos ergerlijke gepiel aan knopjes vast wel eens meegemaakt.
Maar sinds niet zo lang komt ook het tegenovergestelde voor: mannen die een kleintje willen hebben. Telefoontechnisch wil niemand meer met een koelkast gesignaleerd worden, en hoewel de iPod nano™ te fragiel is om beet te pakken en ook onnodig klein is (waar kun je ‘m laten waar de iPod koelkast™ niet in past?), gaan ze als warme broodjes over de toonbank.
Het is mij opgevallen dat in de loop der jaren de vaantjes die voetballers voor aanvang van een wedstrijd uitwisselen steeds groter zijn geworden. Ik heb daar niet echt een verklaring voor. Misschien is het de bedoeling dat de weg wordt vrijgemaakt voor gesponsorde vanen (“aan alle Ivoriaanse vluchtelingen: wat er ook gebeurt, Nationale Nederlanden”). Maar dat verklaart nog niet waarom de aanvoerder van het altijd vredelievende Iran gisteren het Mexicaanse elftal verblijdde met een ingelijst Perzisch tapijt.
Ik hoop wel dat ze een trend hebben geset.