Coronatrein

Geachte heer Van Boxtel,

Via de media vernam ik dat u voorbereidingen treft om uw treinen aan te passen aan de anderhalvemetersamenleving. Hoewel uw voorstellen sympathiek zijn, zijn ze volstrekt ontoereikend; laat u wat dat betreft niets wijsmaken door de proefkonijnen tussen Zwolle en Groningen die uw maatregelen de komende weken gaan uitproberen. Graag bied ik u mijn diensten aan en stel ik enkele ingrepen voor die niet alleen wél effectief zullen zijn, maar het forenzen ook blijvend een stuk aangenamer zullen maken.

Verder lezen Coronatrein

Zelfmoord

De Nederlandse voetbalvrouwen damesvoetballers lukte het net niet, maar op het gebied van zelfmoord op het spoor zijn we toch maar mooi onbetwist Europees kampioen geworden. Een postuum woord van dank aan al degenen die zich hier vol overgave voor hebben ingezet, lijkt me op zijn plaats.

Bij deze.

Met bijna tweehonderd per jaar werpen we ons hier te lande succesvol voor de trein, en relatief gezien gebeurt dat elders in Europa nergens zo vaak, zo becijferde de European Railway Agency. Die vergelijking was nog niet zo eenvoudig te maken: Duitsland heeft met 82 miljoen inwoners het hoogste aantal potentiële zelfmoordenaars en bovendien een traumatische treintraditie; Groot-Brittannië en Frankrijk hebben beduidend meer spoor dan wij, en op Malta had er maar één dronken passagier van een perron hoeven struikelen om de rest van Europa kansloos te laten.

Uiteindelijk werd ervoor gekozen om het aantal suïcidesuccessen af te zetten tegen het aantal verreden kilometers op het spoor, waardoor we kunnen concluderen dat onze zege te danken is aan de vele treinen die ook in de afgelopen jaren weer niet reden. De overwinning had nog eclatanter kunnen zijn als de NS ook zijn punctualiteitsdoelstellingen had gehaald – nu nog staken levensmoeie types regelmatig hun poging als de trein te lang op zich laat wachten, door hongerklop overmand. Net als ze zich bij de kiosk laven aan een bekertje Douwe Egberts en een sprits wegknabbelen, raast de intercity voorbij.

Zoals er geteld is, kunnen alleen de Belgen zich enigszins met ons meten, maar ja, die wonen in België. De Nederlandse Inspectie Verkeer en Waterstaat, uiteraard in verlegenheid gebracht met de onaangename uitslag, heeft een opvallende verklaring: er springen hier meer mensen voor de trein omdat we een fijnmazig spoornetwerk hebben. Je trekt de deur achter je dicht en vijf minuten later lig je op een biels – het is niet zo dat je daar eerst een uur voor in de trein hoeft te zitten of zo.

Maar dan komt het, en ik citeer nu de woordvoerster van de Inspectie: “In landen met minder rails kiezen zelfmoordenaars voor een flatgebouw om vanaf te springen.”

Dat is natuurlijk wel erg kort door de bocht van de Inspectie voor Verkeer en Waterstaat. Heeft de Inspectie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu naar aanleiding van een rapport van de European Apartment Block Agency soms geconcludeerd dat in landen met minder flatgebouwen zelfmoordenaars kiezen voor een trein om voor te springen? Zegt Ab Klink dat zelfmoordenaars vaker een overdosis drank en pillen nemen als de trein niet langs hun flatgebouw rijdt? Kiezen suïcidalen die zich willen ophangen in landen waar weinig touw te koop is voor een steen om hun middel, waarna ze erachter komen dat daar ook touw voor nodig is, zodat ze nog wanhopiger worden en zich met een scheermesje van een flatgebouw op een spoorweg gooien?

Nou werken we al zestig jaar samen in Europa, en dan zijn we niet eens in staat om in zo’n onderzoekje even de koppen bij elkaar te steken. Schande! Maar natuurlijk wel weer meteen in een Pavlov-reactie schieten en een hele reeks symptoombestrijdende maatregelen afkondigen: “De Nederlandse Spoorwegen proberen met hekwerken, struiken, lampen en camera’s langs het spoor de zelfmoorden tegen te gaan.”

Wij maar denken dat al die poortjes alleen maar vanwege de invoering van de OV-chipkaart neergezet worden. Zoveel gedoe om van tweehonderd ingecheckte zelfmoordenaars per jaar nog even 4 euro te kunnen aftroggelen.

Aanvullende maatregel

Weet je wát ze moeten verbieden, als ze dan toch zo nodig koste wat kost de verspreiding van die Mexicaanse griep in toom willen houden? Behalve Grieks-Romeins worstelen? Nou, dat je je vingers nat maakt als je een bladzijde in een boek of de krant wilt omslaan.

Gadverdarrie, wat zijn dat een vieze mensen, die dat doen! En doet u vooral niet alsof u zich niet aangesproken hoeft te voelen, want heel Nederland doet het zonder er erg in te hebben, stelletje smeerpoetsen. En het is ook weer zo onnodig allemaal.

In het geval van een boek is het nog te begrijpen dat je er enigszins voorzichtig mee om wilt gaan en ezelsoren als het even kan wilt voorkomen. Echter, iedere motorisch gestoorde zwakzinnige peuter kan de techniek van het zachtjes tegen elkaar wrijven van de pagina’s onder de knie krijgen, en voor wie zelfs dat te veel gevraagd is, biedt bedeesd blazen tussen de bladzijden altijd soelaas. Speeksel komt daarbij in het geheel niet te pas. Een boek bespugen – want daar hebben we het over – hoort thuis in het (al helemaal niet te beschimpen) Wetboek van Strafrecht. Hoe durf je überhaupt een boek te lezen als je niet eens de bladzijden kunt omslaan?

Nee, dan de trein. Of liever gezegd de Metro. Mensen zijn kennelijk bang dat er een kleine vouw ontstaat in het vod dat zij momenten later rond laten slingeren voor een volgende passagier. Het zijn dezelfde mensen die een krant driemaal zo dik maken als ze hem opvouwen, maar dat is dan ineens niet erg. De krant moet netjes achtergelaten worden, dus worden de vingers bevochtigd om het omslaan der pagina’s te vereenvoudigen. Ja, en dan komt die volgende reiziger op jouw plekje zitten, hij pakt jouw krant, slaat de pagina om die jij zojuist ondergekwijld hebt – het papier is er hard van geworden – en dan stopt hij dezelfde vingers die net in jouw spuug hebben zitten wroeten in zijn mond om verder te kunnen bladeren.

Bah bah bah, mensen, hou daar eens heel snel mee op!

Blind

De forenzen die mij in de trein omringen zouden iedere dag dezelfde moeten zijn, maar de meesten beheersen de nondescripte uitstraling van de kantoorklerk zo volmaakt dat ik er zelden een herken. Een uitzondering vormt natuurlijk de blinde met zijn hond: die ziet iedereen, en dat kun je niet op twee manieren lezen omdat een blinde nu eenmaal niets en niemand ziet. Hoewel, deze blinde verdenk ik er wel eens van dat hij helemaal niet blind is maar gewoon geen leukere hond in het asiel kon vinden; zo niet blind ziet hij eruit.

Met die laatste uitspraak moet ik oppassen: het neigt naar een compliment terwijl er van een verdienste in het geheel geen sprake kan zijn. Datzelfde geldt voor de vertedering waarmee de blinde en zijn trouwe metgezel doorgaans bekeken worden. Vooral nondescripte kantoorklerken hebben daar een handje van. Alsof je per definitie sympathiek bent zodra je geen hand voor ogen ziet. Sowieso heeft het iets obsceens, kijken naar een blinde – bij een dove ga je ook niet vlakbij staan om te luisteren wat voor geluiden hij zoal voortbrengt.

Nu moet ik toegeven dat van de talrijke tirannen die deze wereld heeft voortgebracht de meeste redelijk goed bij zicht waren – zelfs de beruchte koning Eenoog, ook bepaald geen lieverdje, zag in vergelijking met zijn onderdanen relatief veel. Toch bestaat het niet dat zich in het brein van blinden louter vredelievende zaken afspelen. Blinden hebben ook recht op eikels in hun midden, en daarom heb ik besloten dat ik deze forenzenblinde uit respect een enorme klootzak vind. En zijn hond al helemaal: die gedraagt zich echt als een blindengeleideteef.

Het is ook een slecht huwelijk dat de twee hebben; ze hebben het, om in blindentermen te blijven, constant met elkaar aan de stok. Als de blinde even flink wil doorstappen, gaat de hond snuffelen aan alle pafpalen, kiosken en afvalbakken die op zijn pad komen; ontdekt de hond dat de veters van zijn baasje los zitten, dan neemt hij direct een spurt. Ik wil er liever niet aan denken hoe dat er thuis aan toegaat. Ik zou er in ieder geval doodziek van worden om altijd maar alles aan te moeten wijzen.

De laatste keer dat ik ze zag, was bij de trap waar ze het perron altijd verlaten. De hond was al enkele treden afgedaald, de blinde stond nog boven. Het was niet direct duidelijk wie op wie stond te wachten. Had de blinde niet door dat hij al bij de goede trap was doordat de trein twintig meter verder was doorgereden dan normaal, of wilde hij een keer een ommetje maken? De hond begreep het ook niet. Geërgerd keek hij omhoog, in de wetenschap dat zijn trouwe blik onbeantwoord zou blijven.

Onvergeeflijk: ik liep door zonder te kijken wie de strijd zou winnen. Sindsdien heb ik ze niet meer gezien. Misschien heeft de surplace de hele dag geduurd en zijn ze ’s nachts door de spoorwegpolitie van het station verwijderd. Misschien is de blinde zijn baan kwijtgeraakt vanwege de crisis. Misschien is de hond zijn baan kwijt vanwege de crisis en is de blinde opgegaan in de massa der nondescripte kantoorklerken.

’s Nachts zag ik de blinde in een droom met een andere hond. Ik vroeg me af waar en hoe hij die in vredesnaam ontmoet had. Het was een witte. Verdomd als het geen golden retriever was. Het tragische lot van een blinde: beleef je eens een spannend avontuurtje, is het met een golden retriever, het domme blondje onder de honden. Toen onze blikken elkaar kruisten, stak de blinde zijn hand op. Zie je wel, dacht ik, en dat kun je op twee manieren lezen.

Ik werd wakker van het geluid van een mug die rond mijn hoofd zoemde. Met een ferme klap spatte diens droom van mijn bloed letterlijk uit elkaar tussen mijn handen. Ondanks de volle duisternis in één keer uit de lucht gemaaid, puur op geluid.

Spits

(dit stukje gaat niet eens over een voetballer)

Die ene NS-meneer, van wie ik eerst dacht dat hij een vaste aanstelling op Rotterdam Centraal had om daar ieder uur te zeggen dat de internationale trein en provenance de Bruxelles-Midi en met destination d’Amstèrdam vertrekt (partira, heel goed) van voie numéro 4, tot ik ontdekte dat hij ook in Amsterdam werkte om iets soortgelijks met omgekeerde richtingen en een ander spoor te verkondigen, heeft nu ook een functie in Haarlem aanvaard. Iedere doordeweekse ochtend roept hij daar tegenwoordig om de haverklap om:

Dames en heren! Reist u in de ochtendspits met de trein tussen Haarlem en Amsterdam, dan reist u op het drukste moment van de dag. Wees bewust van uw keuze. De treinen van vóór zeven uur en na negen uur zijn vaak rustiger.

Ik verzin dit niet.

Allereerst, meneer van de NS: als ik in de ochtendspits tussen Amsterdam en Utrecht reis, of voor mijn part tussen Lutjebroek en Boerestronkradeel, dan reis ik ook op het drukste moment van de dag. Doet u alstublieft niet of het aan mijn woonplaats ligt.

En sowieso: de drukte in de metro van Tokio mag dan verbleken bij die op het traject Haarlem-Amsterdam, maar wie zet er dan ook een formaat trein in dat op een gemiddelde modelspoorbaan op zolder niet zou misstaan? Ik reisde laatst in de ochtendspits met de trein naar Rotterdam, het leek met gemak het drukste moment van de dag, ook daar al, en toen ik in Leiden in een van de achterste coupés stapte van de intercity die me naar mijn geliefde geboortestad zou brengen, kon ik voorin al in Den Haag uitstappen – er kwam gewoon geen eind aan dat gevaarte.

Maar in Haarlem vinden ze dat je maar wat eerder uit de veren moet als je zo graag een zitplaats wilt. Hebben we hier te maken met een nieuw offensief van de NS? De reizigers moeten niet klagen want het is allemaal hun eigen schuld? ‘Dames en heren, de trein naar Sint-Juttemis van 8 uur 40 heeft wederom een nog onbekende vertraging. Wees bewust van uw keuze. De trein van 11 uur 10 rijdt vaak wel.’

Wees bewust van uw keuze. Alsof we het over een pakje Becel hebben! Alsof de trein van vóór zeven uur ’s ochtends bijdraagt aan een betere stoelgang en de kans op hart- en vaatziekten verkleint! Of beter is voor het milieu omdat-ie minder stroom verbruikt.

Lekker makkelijk hè, om dit soort onzin via de omroepinstallatie over de arme machteloze reizigertjes uit te storten. Ik zou zeggen: kom eens uit die toren tevoorschijn en vertel me dan recht in mijn gezicht op welke tijdstippen ik allemaal wel en niet de trein mag nemen. Kijken of je dan nog durft met je bewuste keuze. En ga dan meteen even naar mijn baas om te vertellen dat ik voortaan pas om elf uur aan kom kakken en dan om drie uur weer vertrek, voordat de avondspits begint.

Ik héb helemaal geen keuze, lamlul, en je denkt toch zeker niet dat ik vóór zeven uur de trein ga nemen omdat jij het zegt? Alsof jij voor dag en dauw achter je microfoontje zit. Je bent gewoon een bandje, man, niet meer en niet minder. Loser.

Bijna

Groot nieuws uit Sittard dit weekend, want daar vond bijna een frontale treinbotsing plaats die zijn gelijke in de geschiedenis van de Nederlandse Spoorwegen bijna niet had gekend. Eerder in de week was er al geen akkoord over het ontslagrecht, niet eens bijna, en bereikte het Nederlands honkbalteam de finale van het WK niet. Ja, en op Sumatra was er vannacht geen aardbeving, de Amerikanen hebben Noord-Korea niet aangevallen en Fokke & Sukke waren deze week een keer bijna grappig.

Dat laatste is natuurlijk niet echt waar, dat begrijpt u zelf ook wel, maar waar ze tegenwoordig al geen nieuws van maken!

En toch is dat maar goed ook, want zo kwamen we te weten dat de twee machinisten die hun treinen op vier meter afstand van elkaar tot stilstand hadden gebracht en zo het leven van minstens honderd passagiers hadden gered, direct na het incident onderworpen werden aan een alcoholtest.

Moet u zich voorstellen, Sittard op zaterdag 17 november 2007, en je rijdt daar in je trein. De rails liggen bezaaid met bladeren, die enerzijds vierkante wielen en anderzijds een langere remweg veroorzaken, ik weet het, die combinatie is hogere NS-logica, maar je zit er maar mee opgescheept, en je bent bovendien te laat vertrokken uit Heerlen en je weet dat veertig stokslagen jouw deel zullen zijn als je intercity niet exact op het afgesproken tijdstip in Sittard arriveert, dus je geeft wat extra gas, of elektra in dit geval, en je bent in opperste concentratie in dit kronkelende Limburgse landschap waar achter iedere bocht een nieuwe verrassing schuilt, en intussen molesteren verderop in de trein zwartrijdende jongeren je collega de kaartjesknipper, terwijl op het dak de good guy de grote boef op de hielen zit, als hij hem maar te pakken krijgt voordat je de tunnel in rijdt, want anders stoten ze hun hoofd, en zeg nu zelf, heeft er in de talloze achtervolgingen die zich op daken van treinen hebben afgespeeld ooit iemand zijn kop gestoten bij het betreden van een tunnel, dat zou toch te knullig voor woorden zijn, maar we dwalen af, en er is in het leven van een treinmachinist geen ruimte voor zijpaden, rechtdoor is de weg die hij moet gaan, nog even en het zit erop, dan ben je in Sittard, maar dan, maar dan ineens…

We gaan er even uit voor de reclame.

“Heeft u ook gevulde koeken?”

…maar dan ineens zie je daar met grote snelheid de stoptrein op je afkomen die koers zet richting Spaubeek, Schinnen en Nuth, en je trapt op de rem zoals je nog nooit op de rem hebt getrapt, en je collega in de trein richting Spaubeek, Schinnen en Nuth doet hetzelfde, maar het lijkt te laat, beide treinen hebben nog te veel vaart, een ramp tekent zich af, je ziet je leven aan je voorbij flitsen en omdat het je bevalt, het is te vroeg om te gaan, bovendien kom je dan nooit meer in Sittard aan, trap je nog harder op de rem, je rap naderende collega zal eenzelfde ervaring hebben gehad want hij doet hetzelfde, en niet meer dan vier meter van elkander komen de treinen tot stilstand, een gat net groot genoeg om de boef in te laten kukelen, waarna het een koud kunstje is om hem in te rekenen en aan de politie over te leveren.

En dan laten ze je een blaastest doen!

Die treinen van de NS staan vaker stil dan dat ze rijden, remmen is zo’n beetje het enige wat die machinisten in hun opleiding leren, maar als je het dan een keer doet als het nodig is, denken ze dat je te veel gezopen hebt!

U bent natuurlijk benieuwd naar de uitkomst. Welnu, hij had bijna niets gedronken.

Onttutteld

De coupé beloofde aan veertig reizigers een zitplaats te bieden, maar af te meten aan de mensen die genoegen moesten nemen met een staanplaats bedroeg het aantal geërgerde forenzentronies minstens vijftig. Het collectieve chagrijn, zich manifesterend in diepe zuchten, veelbetekenende blikken van afkeuring en rollende ogen, werd deze keer niet (alleen) veroorzaakt door weer een suffe en vermoeiende werkdag, maar door twee Antilliaanse jongedames die het nodig achtten alle passagiers deelgenoot te maken van hun muzikale voorkeuren, en daarvoor het door merg en been snijdende blikken geluid van een telefoon gebruikten.

Surinamers en Antillianen in het openbaar vervoer: op een of andere manier moet het altijd met een hoop kabaal gepaard gaan. Steeds vaker word je getrakteerd op zo’n gratis muzikaal intermezzo, maar opvallend genoeg krijg je nooit eens brave Arbeidsvitaminen of de Vijfde van Beethoven voorgeschoteld, of zelfs maar Jantje Smit.

Nu heb ik er zelf nooit zo’n last van, omdat ik altijd verdiept ben in lectuur en voorzien van muziek die ik, egoïstisch als ik ben, voor mijzelf houd, maar het woord ‘opvoedingskamp’ dringt zich toch steeds vaker bij mij op. En dan niet alleen voor de daders, maar zeer zeker ook voor de slachtoffers van asociaal gedrag. Hoe kan het dat vijftig volwassen mensen zich laten gijzelen door twee opgeschoten ongemanierde pubers, en dat niemand, inclusief mijzelf, er iets van durft te zeggen? Zijn wij dan zo onttutteld dat ieder corrigerend vermogen ons vreemd is geworden?

Ik heb het overigens nog wel geprobeerd, met een vermanende blik zoals alleen ik die kan geven, dat wil zeggen: weinig overtuigend, maar dat werd beantwoord met een gezicht vol haat, vergezeld van een tekst die ik, de kPod zij geprezen, niet kon verstaan maar wat iets in de trant van ‘wat moet je nou, kaaskop, met je bleke rotsmoel’ moet zijn geweest. Ik op mijn beurt denk dan: als je al niet zo nozel uit je ogen kijkt, sla dan niet zo’n loodzware piercing door je onderlip.

Toen er eindelijk, eindelijk, ein-de-lijk dan iemand was die er echt iets van zei, was het hek van de dam en gingen zelfs de dopjes uit mijn oor. Iedereen had toch zeker zijn eigen smaak joh (gelukkig wel ja) en ze mocht toch zeker haar muziek wel blazen yo.

Nou, zei de oude dame tegenover haar, die betuttelaarster van zojuist sprak anders wel namens de hele coupé, meisje. Die opmerking werd volkomen genegeerd. De twee analyseerden de gebeurtenissen uitvoerig en uiteraard luidruchtig, en na verloop van tijd werd er terloops schande gesproken van een oud rimpelig wijf dat (“die” waarschijnlijk) zich er ook mee moest bemoeien.

Hoog tijd voor iemand om te hulp te schieten. “Joh, als ik nodig moet”, begon de dappere held, “dan ga ik toch ook niet midden in het gangpad zitten schijten? Dan heb je toch ook liever dat ik dat voor mezelf houd?” Ik vond het wel een treffende vergelijking, niet in de minste plaats omdat ik zelf ook enige aandrang gevoelde, zo aan het eind van weer een koffierijke werkdag.

Reactie: “Praat geen poep, jongen!”

Daar had-ie niet van terug. Wijselijk deed hij er verder het zwijgen toe.