Norm

Dat geneuzel over die topsalarissen gaat ook maar door he. Beklagen we ons niet over een disproportionele bonus voor een bij nader inzien falende bankier, dan winden we ons wel op over salarissen in de publieke sector die van uw en mijn belastingcenten worden betaald.

Dat onderscheid tussen publieke graaiers en private graaiers heeft  mij altijd al gefascineerd. Waarom het minder erg is wanneer een topman van Shell een paar miljoen per jaar opstrijkt dan wanneer een tv-persoonlijkheid jaarlijks 181.001 euro mag bijschrijven – mij is het een raadsel. Ik geef toe, het is geen prettige gedachte dat ik dagelijks mijn nest uit moet komen om de pens van Mart Smeets verder te spekken, maar die topmannen bij Shell worden toch ook ergens van betaald. Inderdaad heb je dan wel de keuze om niet bij Shell te tanken maar bij een concurrent waar de prijs ook door Shell wordt bepaald.

Nu begrijp ik best dat er ergens iets wringt aan exorbitante beloningen voor figuren met een publieke functie. Zo ongeveer sinds de oerknal weten we echter al dat het onmogelijk is om die beloningen aan banden te leggen. Toch gaat de PvdA het nu doen. Ze gaan het niet proberen, nee, ze gaan het doen: het wordt verboden om in de publieke sector meer te verdienen dan de Balkenende-norm. En iedereen in de publieke sector die toch meer verdient dan de Balkenende-norm, is niet meer welkom bij de PvdA – waaruit ik dan maar afleid dat het met dat verbod ook wel mee zal vallen.

Tegelijk is het een mooie aansporing om een baan in de publieke sector te zoeken die mij boven de norm zal brengen, waarna ik eindelijk een goede reden heb om het zinkende schip te verlaten.

Het hele pleidooi voor die Balkenende-norm is al bijna net zo potsierlijk als zijn naamgever. Stel je toch eens voor dat De wereld draait door het hele jaar gepresenteerd wordt door Gerard Arninkhof of Thijs van den Brink. Leg dan maar wat extra’s neer voor Mathijs van Nieuwkerk, zou ik denken. We kunnen ook iedereen bij de publieke omroep het minimumloon geven; dan kunnen we voor hetzelfde geld wel 84 zenders beginnen.

Laten we eerlijk wezen: het ligt allemaal aan die Balkenende-norm. Het idee dat niemand in de publieke sector meer mag verdienen dan de minister-president, de machtigste persoon van het land uiteindelijk, klinkt lang niet verkeerd en ik vermoed dat het gros van de grootgraaiers daar in principe ook wel achter staat. Ze hebben alleen de pech dat uitgerekend in het tijdperk-Balkenende deze heisa is ontstaan.

Eigenlijk moeten we niet spreken van de Balkenende-norm, maar van de Balkenende-waarde: 181.000 euro per jaar, dat is hij waard. Nog een hoop geld, maar goed, een minister-president kun je met weinig minder afschepen. Maar de publieken zitten er maar mooi mee: had er een getalenteerd en bevlogen politicus aan het roer van ons land gestaan, dan hadden zij ook hun jaarsalaris kunnen verdubbelen. Nu zitten ze aan Balkenende vast, en aan zijn norm: zijn waarde.

Een rekensommetje dan maar: tenzij Agnes Jongerius haar weerzinwekkend naïeve houding verlaat en alsnog voor 1 oktober met een redelijk alternatief komt (maar welk in vredesnaam?) ziet het ernaar uit dat Jan-Peter tot zijn 67e (minus een aantal maanden) moet doorwerken. Dat is tot 2023, wanneer er eindelijk een nieuwe premier komt.

(oef, even een pauze om dit schrikbeeld te laten bezinken)

Opslag zit er tot die tijd niet in, want de Balkenende-norm is nu eenmaal 181.000 euro. En dan belandt JP de MP in de AOW en wordt het allemaal nog minder. Eerst 70%, en als het zo doorgaat zal er tegen die tijd nog wel meer op de AOW beknibbeld zijn. Dus als Smeets en Van Nieuwkerk bruto een ton overhouden terwijl Balkenende achter de geraniums zit weg te kwijnen in een verzorgingstehuis, mogen ze hun handjes dichtknijpen.

Ja, dan zou ik nu ook graaien wat er te graaien valt.

Waardig

De ellende begon een paar jaar geleden met Expeditie Robinson. Als een deelnemer daar weigerde om de godganse dag stokjes tegen elkaar aan te wrijven of urenlang met stenen in de weer te gaan, en in plaats daarvan gewoon de camera- of geluidsman om een aansteker vroeg, werd hij verguisd als ‘niet robinsonwaardig’. Degene die na een wekenlang dieet van boomschors en zeealg (nauwelijks eetwaardig) een bakje rijst had gewonnen en dit niet wenste te delen met zijn tegenspelers idem dito: niet robinsonwaardig.

Sindsdien moet alles maar waardig zijn. Van de uitvaart van een in Uruzgan omgekomen soldaat kan ik me daarbij nog iets voorstellen. Lastiger wordt het al wanneer de atleticowaardigheid (spatie-alert!) van John Heitinga in twijfel wordt getrokken; ik bedoel, die man draagt bij aan het afwenden van een Nederland onwaardige nederlaag. Maar het is toch echt de onuitputtelijke brij aan tv-formats die op dit gebied de kroon spant – en de deelnemers dicteren bovendien dat iets zelden onwaardig is, maar bijna altijd niet huppeldepupwaardig, let maar eens op. Claire was als laatkomer in de Gouden Kooi niet kooiwaardig, iemand met twee linkerhanden is niet blokwaardig, en ik voeg daar op persoonlijke noot graag aan toe dat Jörgen Raymann tijdens de Democratische Conventie bepaald niet obamawaardig was.

Het laatste in de oneindige reeks is het RTL-programma Wie is de chef?. Een programma met een tamelijk cryptische formule, want vier mensen, van wie er maar één een echte chef-kok is, gaan voor elkaar koken en de anderen moeten dan raden wie dat is. De echte chef krijgt van de programmamakers opdracht om zich anders voor te doen dan hij is, terwijl de amateurs hun uiterste best doen om een chef te lijken – behalve dan dat ze niet mogen doen alsof ze in het dagelijks leven chef zijn, want de echte chef moet al doen alsof hij boekhouder is, of zoiets. Kortom, een formule die aan alle kanten rammelt, maar u begrijpt natuurlijk allang dat in de gebruikelijke beschouwingen van de kandidaten waarmee het programma gelardeerd wordt slechts één vraag centraal staat: is het menu dat de kok van de dag heeft geserveerd wel chefwaardig?

“Ja, het dessert van Martin zou best chefwaardig kunnen zijn. Maar de glazen en het bestek waren echt heel vies en dat zul je bij een chef nooit zien. Nee, dat is echt niet chefwaardig.”

Waardig. Het zou me niets verbazen dat onafhankelijk universiteitwaardig of zelfs mauricedehondwaardig onderzoek zou aantonen dat Jan Peter Balkenende (niet ministerpresidentwaardig) een doorslaggevende rol heeft gespeeld in het beklijven van dit niet nederlandsetaalwaardige achtervoegsel.

U vraagt zich intussen misschien af hoe ik dat allemaal weet, van al die tv-programma’s. Maar dat houd ik toch liever voor me; dat zou niet zerowaardig zijn om bekend te maken. Sterker nog, laat ik de stoute schoenen gewoon eens aantrekken, dat zou zelfs uitermate zeroonwaardig zijn.

Kneuterig

Televisie is soms een schrikbarend (fritsbarond) medium. Als je dingen van vroeger terugziet, het maakt niet uit van hoe lang geleden, dan schrik je steevast van de enorme veranderingen die in de tussentijd hebben plaatsgevonden. Het taalgebruik waarmee men elkaar op zwart-witbeelden bejegent, herkennen we nauwelijks meer als Nederlands, maar we hoeven niet eens zo ver terug. Die shirtjes en veel te korte broekjes bijvoorbeeld waarmee Oranje in 1988 Europees Kampioen werd, die kunnen met terugwerkende kracht echt niet! En laatst zag ik Clarence Seedorf als twaalfjarig jongetje bij Teds Familiespelshow een kast van televisie winnen met de omvang van Clarence’ afrokapsel van destijds – en ik kan u verzekeren: die tv kunt u in uw huiskamer nauwelijks kwijt. Alles aan dat beeld was hopeloos verouderd: Clarence Seedorf blij met iets futiels als een televisie, de kleding, het kapsel, Ted de Braak, de omvang van de tv… zo voorbij, zo kneuterig ook.

Het beangstigende is dat wij anno 2007 dus ook dingen doen en erbij lopen op een manier waarover men zich over vijftien jaar een breuk lacht. Ik vraag me serieus af welk aspect van bijvoorbeeld een Dance Parade men straks kneuterig gaat vinden, maar soms komen er gelukkig ook beelden voorbij die je nu al herkent als hopeloos achterhaald. Gisteravond was er zo’n moment, in de verslaggeving over De Storm.

Een paar jaar terug waren we al getuige van live verslaggeving op CNN over de orkaan Rita. Naar aanleiding van de verwoestingen van collega Katrina, een paar weken eerder, rukte het journaille met al zijn manschappen uit om Rita te trotseren.

(Mooi trouwens hoe de naamgeving bij die orkanen werkt: om en om een mannen- en vrouwennaam, in volgorde van alfabet. Na Katrina kwamen kleine zuchtjes wind voorbij met de brave namen Lee, Maria, Nate, Ophelia en Philippe, maar bij de R aanbeland en in afwachting van een allesverwoestende storm werd natuurlijk voor Rita gekozen.)

Goed, Rita was dus live op CNN. Hele cameraploegen werden door het oog van de orkaan meegesleurd en drie kilometer verderop weer gedropt, waarna ze verder gingen met hun verslaggeving.

Nee, dan het NOS Journaal. De crew was ’s ochtends in IJmuiden begonnen en was vervolgens voor de storm uit richting het hoge noorden gereisd. Eenmaal neergestreken in Harlingen haalde de verslaggever voor het oog van de storm camera opgelucht adem: tijdens de reis had hij toch wel ‘enkele beangstigende momenten’ meegemaakt.

Nu stond hij dus in Harlingen, zoals hij zelf zei beschut achter een gebouw, maar voor hetzelfde geld was alles drie dagen eerder opgenomen: van enig zuchtje wind was nauwelijks iets te merken. Een vrouw kwam voorbij met haar hond.

‘Mevrouw, mag ik u iets vragen?’
‘(…)’
‘Bent u uw hond aan het uitlaten?’ (goh)
‘Ja, dat moet ook gebeuren hè?’
‘In dit weer, met deze wind?’ (goh)
‘Ja, nou, gelukkig heb ik een hoop houvast aan hem.’

(ze knikte naar beneden, waar haar hond zich moest bevinden, maar die bleef buiten beeld, waardoor ongewis bleef of het een stoere dobermann was of een Maltezer leeuwtje)

‘En thuis, heeft u thuis nog voorzorgsmaatregelen getroffen?’
‘Ja, ik heb de bloempotten wat verschoven, maar verders niets hoor.’

Nederland anno 2007 maakte zich nog druk om windkracht 10 en bracht de bloempotten in veiligheid. Zo voorbij, zo kneuterig ook.

Breedbeeld

Iedereen kent ze wel, de momenten waarop wereldgeschiedenis geschreven wordt en waarvan je nooit vergeet waar jij op dat moment was. Zoals daar zijn 11 september (achter de computer), de moord op Fortuyn (achter de computer) en de eerste finale van Sterren dansen op het ijs (achter de computer).

Waar was u in de zomer van 2006 toen de veldslag tussen Nederland en Portugal plaatsvond?

Ik was bij P., want P. had even tevoren een breedbeeldtelevisie gekocht waar naar verluidt het hele veld in één camerashot op paste. Eigenlijk was van tevoren al duidelijk dat het een ongelukkige keuze was om bij P. te gaan kijken, aangezien bij hem thuis acht jaar eerder ook al de halve finale tegen Brazilië verloren was gegaan. Het Nederlands Elftal speelt ook altijd bedroevend slecht op RTL 5 of SBS 6, en bij P. thuis is het dus niet veel beter.

Het was met andere woorden de goden verzoeken, en ja hoor, daar stortte Johan Cruijff zijn wijsheden al vanuit zes dolbysurroundhoeken uit over het selecte gezelschap van oranje uitgedoste hoogopgeleide mannen. Ook het grote Wuppielied in het reclameblok klonk nog nooit zo angstaanjagend.

Intussen had P. een vesting gebouwd van al zijn afstandsbedieningen (en bier), waarmee hij als een klein kind in de weer was. Van 16:9-formaat naar breedbeeld naar ouderwetsch zwart-wit met Polygoon-commentaar; het kon allemaal en dus moest het ook allemaal. Voor de gasten was de werking van de de klippers* echter ondoorgrondelijk, aangezien die van de DVD-speler het volume scheen te regelen van de stereo waar de tv op was aangesloten, behalve natuurlijk als de tv op ’tv’ stond ingeschakeld, een zeldzaamheid die alleen aan de orde was op het moment dat wij het geluid (dat hard kon dus hard moest) wat zachter wilden zetten. ‘Ja, dan moet je deze hebben, hehehe’, klonk het dan met een genoegzaam, pesterig lachje.

Wie eenmaal een breedbeeldtelevisie heeft, kan klaarblijkelijk niet meer gewoon onderuitgezakt de hele avond naar de televisie kijken, maar moet continu met zijn tengels aan de vaak rijkelijk aanwezige klippers zitten.

Ik spui mijn ergernissen nu maar snel, want vanaf morgen heb ik er zelf ook een.