Veertig

Als het aan de Partij voor de Arbeid ligt, moet een bedrijf zijn deuren in de toekomst sluiten als niet ten minste 40% van de topfuncties wordt bekleed door vrouwen. Je vraagt je bij het kennisnemen van dergelijke voorstellen af hoe dolend een partij kan worden.

Geert Wilders zou zo’n idee met verve kunnen lanceren, zijn pleidooi gelardeerd met krachttermen over een machtsbeluste kliek die elkaar baantjes toeschuift en vrouwen als minder dan varkens beschouwt, hooguit nuttig als potentiëntele maitresse. En bij voorkeur zou Geert natuurlijk niet pleiten voor meer participatie van vrouwen, maar eerder tegen het aandeel moslims of PvdA’ers. ‘De PVV zegt: meer dan 40% PvdA’ers in de top, deuren op slot.’

De volstrekte onhaalbaarheid van zo’n plan zal Geert niet deren, het gaat hem om het principe. Als hij 40 roept en 2 haalt, is hij een gelukkig man. Maar zo’n Mariëtte Hamer, die binnenkort de voorzitters- van Jacques Tichelaar overneemt, meent dit gewoon echt serieus (ook al waren de plannen vorig jaar nog over een veel langere termijn uitgesmeerd), en gaat zoiets dan ook nog op nationale secretaressedag verkondigen, met onherstelbare jeuk tot gevolg.

De PvdA had bij de laatste verkiezingen ook een kandidatenlijst van wel tachtig mensen waarin mannen en vrouwen steeds om en om stonden. Dat is een beetje hetzelfde als je klok stilzetten om ervoor te zorgen dat hij in ieder geval tweemaal per dag de juiste tijd aangeeft: heel correct maar je hebt er verder niks aan. In het Nederlands Elftal staan ook niet altijd vijf linkspoten en vijf rechtspoten (en een keeper) in het veld, en als het de opstelling ten goede komt om een keer een extra aanvaller in te zetten, dan zal het Gilde der Middenvelders daar hoogstwaarschijnlijk geen aanstoot aan nemen.

Ik voorzie dat het voorgenomen vrouwenquotum, een term overigens die afkomstig lijkt uit de veehouderij, de doodssteek betekent voor het fenomeen eenmansbedrijf, dat als het aan de PvdA ligt straks dus een exclusief voorrecht is voor de vrouw, en daarmee de facto omgedoopt kan worden tot eenvrouwsbedrijf. Tenzij er veel mannen zijn die voor minstens 40% vrouw zijn, maar of dat nu van die ondernemende types zijn, betwijfel ik.

Je zal straks maar 41,3% vrouwen in de top van je bedrijf hebben en er komt er eentje onder de tram. Ben je in overtreding! Of je heet Unilever en je komt ondanks verwoede pogingen niet verder dan 39,6%. Dan moeten er dus gedwongen ontslagen vallen, en sowieso: om dat percentage te halen zullen al die topmanagers die er nu zitten toch van hun plek moeten. Gaan die dan de wc’s schoonmaken, uiteraard met behoud van salaris? En gaan we dan daar weer over klagen?

En waarom eigenlijk 40%? Zijn vrouwen soms minder waard dan mannen? En waarom meer vrouwen, en niet meer allochtonen of meer vijftig-plussers? Of is dat de volgende stap, en wordt het vormen van een door de overheid goedgekeurde raad van commissarissen in de toekomst een ware legpuzzel?

Dat aantal van veertig is overigens wel fascinerend. Was het niet Peter R. de Vries die als voorwaarde voor zijn overstap naar de politiek stelde dat ten minste 40% van het volk hem een waardevolle aanvulling zou vinden? Legt Tonny Verdonk haar lat niet op ten minste veertig zetels? Kennelijk staat veertig symbool voor ‘veel’, en voor de ambitieuze politicus voor ‘genoeg’. Gelukkig voor ons komt men steeds niet in de buurt van de verwezenlijking van de ambitie.

Identiteit

Als de gemiddelde asielzoeker na zijn eerste Nederlandse les naar je toekomt en vraagt ‘Wat ben jij?’, dan zijn daar uiteenlopende antwoorden op mogelijk. Allereerst zou je een hekelende opmerking kunnen plaatsen over het feit dat onze nieuwe landgenoten door het lerarentekort de Nederlandse taal moeten leren van de eerste de beste vmbo-dropout, en dat hij waarschijnlijk ‘Wie ben jij?’ bedoelde. Maar daarmee diskwalificeer je de (kans)arme asielzoeker bij voorbaat, en dat zou ik persoonlijk een verkeerd signaal zeggen. Ik zou het anders aanpakken.

‘Mbeki,’ zou ik zeggen, ‘in onze pluriforme samenleving meten wij onszelf dagelijks tientallen rollen aan.’ En als Mbeki me dan niet-begrijpend aankijkt, zal ik uitleggen dat ik in de eerste plaats een aantrekkelijk manspersoon ben met wie het aangenaam verpozen is, maar dat het bijvoorbeeld geheel van de situatie afhangt of ik mijzelf jong of oud zal noemen. Overdag noemen ze me senior webredacteur, ’s avonds en in het weekend ben ik als ik daar zin in heb een mediocre weblogger.

Tussen twee haakjes, hier komt de eerste: (schrijf je mediocre echt zo? je leert nog eens wat, in voorbereiding op het dictee haakje sluiten).

Ik ben een schaker, Mbeki, maar zeg dat niet tegen Topalov of Kramnik. Ik ben een fervent lezer en ik houd van bier en van whisky, als je dat soms bedoelt. Ik ben ook wars van opsmuk, maar dat is alleen omdat ik dat zo leuk vind om te zeggen. Of wil je soms weten dat ik nog steeds, ondanks alles, Spartaan ben?

‘Nee, nee!! Bedoel niet!’, zal Mbeki uitroepen, en de wanhoop op zijn gezicht verraadt wat hij wel wil weten. Het maakt voor hem nogal wat uit of hij met Rita Verdonk of Ella Vogelaar van doen heeft. ‘O, als je dat bedoelt, Mbeki, dan ben ik PvdA’er’. Ook daar schaam ik me allerminst voor; er is immers geen enkel zinvol alternatief, of het moest D66 zijn en nou, dan weet je eigenlijk wel genoeg, of GroenLinks, maar dat is lood om oud ijzer, al vinden de GL’ers dat nooit zo leuk om te horen, maar ondanks de brede glimlach die zich op Mbeki’s gezicht zal aftekenen, zal het weer met tegenzin uit mijn mond gekomen zijn: ik ben PvdA’er.

Ik ben lid van de PvdA, ik heb nooit anders gestemd dan PvdA (behalve bij gebrek aan alternatieven overigens ook omdat ik tot op heden nooit de noodzaak heb gezien om het niet te doen), ik ben politiek zeer betrokken, 1+1+1=3 zou je zeggen, maar toch ben ik zoveel andere dingen eerder dan PvdA’er.

Laat ik nu net worden uitgenodigd om op een politiek, links georiënteerd weblog te komen schrijven vanwege het feit dat ik PvdA’er ben. Die hadden ze nog niet daar. Geen wonder, denk ik dan, want wie durft daar tegenwoordig nog voor uit te komen? De salonsocialist is allang niet meer salonfähig.

Het probleem is dat wanneer je zegt dat je PvdA’er bent, je op een of andere magische wijze gehouden bent aan, of op zijn minst verantwoording schuldig voor alle ideologisch onverantwoorde concessies die een partij nu eenmaal doet wanneer zij bij voortduring, en toegegeven, wellicht iets te vaak, vuile handen maakt. De PvdA’er vindt dat die fantastische politieke maar niet militaire steun voor de oorlog in Irak niet meer onderzocht hoeft te worden. Is Trots op Vogelaar (ToV). En juicht het toe dat de topinkomens ongemoeid blijven als daarmee de grootste prutsers tegen ontslag beschermd blijven.

Ik beken pas weer met plezier dat ik PvdA’er ben als dat net zo veel, of liever net zo weinig, betekent als ‘ik ben een schaker’. Tot het zover is voel ik er weinig voor om dingen namens de PvdA of ‘als PvdA’er’ te vinden. Bovenal ben ik volslagen onbekwaam om een ook maar enigszins relevante bijdrage aan welk debat dan ook te leveren; daar heeft de PvdA veel capabeler mensen voor in huis.

Ik heb dus geweigerd, maar ook dat een beetje met tegenzin. En Mbeki, die snapt er helemaal niks meer van.